Mond
Spreuken 4:24 / NBV
24 Neem nooit leugens in de mond,
laat geen bedrog over je lippen komen.
Spreuken 6:12 / NBV
12 Een kwaadaardig mens, een onbetrouwbaar iemand,
strooit voortdurend leugens rond.
Spreuken 6:17 / NBV
17 ogen die hooghartig kijken en een tong die liegt,
handen die onschuldig bloed vergieten
Spreuken 10:8 / NBG51
8 Wie wijs van hart is, neemt geboden aan, maar wie dwaas van lippen is, komt ten val.
Spreuken 10:10-13 / NBV
10 Wie heimelijk zijn oog dichtknijpt, veroorzaakt ellende,
zo’n bedrieger komt ook zelf ten val.
11 De uitspraken van een rechtvaardige zijn een bron van leven,
de woorden van een goddeloze verhullen geweld.
12 Haat brengt ruzie voort,
liefde dekt alle fouten toe.
13 Een verstandig mens spreekt wijze woorden,
een dwaas verdient de stok.
Spreuken 10:19-21 / NBV
19 Een veelprater begaat al snel een misstap,
wie zijn tong in toom houdt is verstandig.
20 De uitspraken van een rechtvaardige zijn als zuiver zilver,
de gedachten van een goddeloze zijn niets waard.
21 De woorden van een rechtvaardige zijn voedsel voor velen,
dwazen sterven door gebrek aan verstand.
Spreuken 11:9 / NBV
9 Een kwaadaardig iemand richt met zijn woorden anderen te gronde,
een rechtvaardige wordt door inzicht gered.
Spreuken 11:11-13 / NBV
11 Door de zegen van oprechte mensen komt een stad tot bloei,
de uitspraken van goddelozen zijn haar ondergang.
12 Wie zijn medemens kleineert, heeft geen verstand,
iemand met inzicht zwijgt.
13 Bij een roddelaar is een geheim niet veilig,
wie betrouwbaar is, hult zich in zwijgen.
Spreuken 12:6 / NBV
6 De woorden van de goddelozen zijn een dodelijke hinderlaag,
wat oprechten zeggen, is een bevrijding.
Spreuken 12:13-14 / NBV
13 Een kwaadaardig mens verstrikt zich in zijn eigen leugens,
een rechtvaardige ontsnapt aan ieder gevaar.
14 Wie iets goeds zegt, voedt zich met zijn eigen woorden,
van wat hij tot stand brengt, profiteert hij zelf.
Spreuken 12:17-19 / NBV
17 Wie de waarheid spreekt, dient het recht,
een valse getuige verkondigt slechts leugens.
18 De woorden van een dwaas zijn dolkstoten,
wat de wijze zegt, brengt genezing.
19 Een betrouwbaar woord houdt altijd stand,
een leugen slechts voor korte tijd.
Spreuken 12:22-23 / NBV
22 Bedriegers zijn de HEER een gruwel,
wie waarachtig handelen, zijn hem welgevallig.
23 Een verstandig mens loopt niet met zijn kennis te koop,
dwazen strooien met hun dwaasheid.
Spreuken 13:3 / NBV
3 Wie zijn mond op slot houdt, waakt over zichzelf,
wie zijn lippen hun gang laat gaan, stort zichzelf in het verderf.
Spreuken 14:3 / NBV
3 De woorden van een dwaas zijn een stok voor zijn hoogmoed,
wat een wijze zegt, biedt veiligheid.
Spreuken 14:5 / NBV
5 Een betrouwbare getuige spreekt de waarheid,
een valse getuige strooit alleen maar leugens rond.
Spreuken 14:7 / NBV
7 Blijf uit de buurt van een dwaas,
er komt geen verstandig woord over zijn lippen.
Spreuken 14:23 / NBV
23 Elke inspanning levert iets op,
loze praatjes leiden enkel tot gebrek.
Spreuken 14:25 / NBV
25 Een betrouwbare getuige redt levens,
een valse getuige liegt en bedriegt.
Spreuken 14:29 / NBV
29 Wie geduldig is geeft blijk van groot inzicht,
wie onbesuisd is stapelt dwaasheid op dwaasheid.
Spreuken 15:1-2 / NBV
1 Een vriendelijk antwoord doet woede bedaren,
krenkende woorden wakkeren toorn aan.
2 Uit de woorden van de wijzen spreekt een overvloed aan kennis,
uit de mond van dwazen komt alleen maar dwaasheid.
Spreuken 15:4 / NBV
4 Kalme woorden zijn een levensboom,
een valse tong vernietigt de geest.
Spreuken 15:7 / NBV
7 De woorden van de wijzen zaaien kennis,
zo niet de geest van de dwazen.
Spreuken 15:14 / NBV
14 De geest van een verstandig mens zoekt kennis,
dwazen zwelgen in dwaasheid.
Spreuken 15:18 / NBV
18 Een driftkop wakkert ruzie aan,
wie kalm is sust een twistgesprek.
Spreuken 15:26 / NBV
26 Kwade gedachten zijn de HEER een gruwel,
vredige woorden zijn zuiver.
Spreuken 15:28 / NBV
28 Een rechtvaardige denkt na voordat hij antwoordt,
uit de mond van goddelozen komt alleen maar onheil.
Spreuken 15:30 / NBV
30 Een lachend gezicht verblijdt het hart,
een goed bericht verkwikt het lichaam.
Spreuken 16:13 / NBV
13 Een koning schept behagen in oprechte woorden,
wie de waarheid spreekt, is hem dierbaar.
Spreuken 16:21 / NBV
21 Wie wijs is van hart, wordt verstandig genoemd,
wie op milde toon spreekt, heeft meer overtuigingskracht.
Spreuken 16:23-24 / NBV
23 Wie een wijs hart heeft, spreekt verstandige woorden,
en geeft kracht aan het betoog van zijn lippen.
24 Een vriendelijke uitspraak is een korf vol honing,
zoet voor de ziel en gezond voor het lichaam.
Spreuken 16:28 / NBV
28 Een vals karakter zaait voortdurend tweedracht,
een lasteraar drijft vrienden uit elkaar.
Spreuken 17:4 / NBV
4 Een boosdoener is gespitst op kwaadaardige woorden,
een bedrieger luistert graag naar verderfelijke taal.
Spreuken 17:7 / NBV
7 Verheven woorden passen niet bij een dwaas,
leugens des te minder bij een edel mens.
Spreuken 17:19-20 / NBV
19 Wie van ruzie houdt, doet een ander graag geweld aan,
wie een grote mond opzet, zoekt zijn eigen ondergang.
20 Wie onbetrouwbaar is, vindt geen geluk,
wie een valse tong heeft, stort zichzelf in het verderf.
Spreuken 17:27-28 / NBV
27 Een verstandig mens is karig met zijn woorden,
iemand met inzicht is bezonnen.
28 Een zwijgende dwaas wordt beschouwd als verstandig,
men denkt dat hij wijs is als hij zijn mond houdt.
Spreuken 18:4 / NBV
4 De woorden van een goed mens zijn als diepe wateren,
ze zijn een sprankelende beek, een bron van wijsheid.
Spreuken 18:6-8 / NBV
6 De woorden van een dwaas zaaien tweedracht,
wat hij zegt leidt tot een vechtpartij.
7 Met zijn woorden stort een dwaas zichzelf in het verderf,
hij zet een valstrik voor zichzelf met wat hij zegt.
8 De woorden van een lasteraar neemt men gulzig in zich op,
als een lekkernij die de buik verzadigt.
Spreuken 18:13 / NBV
13 Wie antwoordt zonder eerst te luisteren,
handelt dwaas en maakt zichzelf belachelijk.
Spreuken 18:20-21 / NBV
20 Als een mens iets goeds zegt, heeft hij een gevoel van welbehagen,
hij voedt zich met de vruchten van zijn mond.
21 Woorden hebben macht over leven en dood,
wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten.
Spreuken 19:1 / NBV
1 Beter een arme die onberispelijk leeft
dan een slinkse leugenaar–die is dwaas.
Spreuken 19:5 / NBV
5 Een valse getuige blijft niet ongestraft,
wie leugens verkondigt, gaat niet vrijuit.
Spreuken 19:9 / NBV
9 Een valse getuige blijft niet ongestraft,
wie leugens verkondigt, gaat te gronde.
Spreuken 19:22 / NBV
22 Een mens heeft het verlangen goed te doen,
je kunt beter arm dan onbetrouwbaar zijn.
Spreuken 19:28-29 / NBV
28 Een onbetrouwbare getuige spot met het recht,
een goddeloze zwelgt in onrecht.
29 Voor spotters staat de straf al vast,
voor de rug van dwazen ligt de stok al klaar.
Spreuken 20:6 / NBV
6 Velen roemen hun eigen trouw,
maar wie vindt een mens die werkelijk betrouwbaar is?
Spreuken 20:15 / NBV
15 Goud en edelstenen zijn er genoeg,
maar wijze woorden zijn een zeldzaamheid.
Spreuken 20:17 / NBV
17 Gestolen voedsel smaakt aanvankelijk goed,
maar later lijkt je mond gevuld met kiezels.
Spreuken 20:19 / NBV
19 Bij een roddelaar is een geheim niet veilig,
laat je niet in met een loslippig mens.
Spreuken 20:25 / NBV
25 Wie God ondoordacht een belofte doet
en zich pas later afvraagt of hij haar kan houden,
zet een valstrik voor zichzelf.
Spreuken 21:6 / NBV
6 Rijkdom verworven door bedrog
is als een vluchtige adem op zoek naar de dood.
Spreuken 21:8 / NBV
8 Een vreemdeling volgt slinkse wegen,
een eerlijk mens handelt oprecht.
Spreuken 21:23 / NBV
23 Wie zijn tong in toom houdt,
bespaart zich in zijn leven allerlei ellende.
Spreuken 21:28 / NBV
28 Een onbetrouwbare getuige moet de mond worden gesnoerd,
maar wie vertelt wat hij weet, mag uitspreken.
Spreuken 22:10-12 / NBV
10 Jaag een spotter weg, en de ruzie is voorbij,
twistgesprekken en beledigingen houden op.
11 Wie een zuiver hart heeft en beminnelijk spreekt,
heeft de koning als vriend.
12 De HEER behoedt de waarheid,
hij logenstraft de woorden van bedriegers.
Spreuken 22:14 / NBV
14 De mond van een lichtzinnige vrouw is als een diepe put,
wie door de HEER is vervloekt, valt daarin.
Spreuken 23:9 / NBV
9 Spreek niet tegen een dwaas,
hij veracht je verstandige woorden.
Spreuken 24:1-2 / NBV
1 Wees niet jaloers op kwaadaardige mensen,
zoek hun gezelschap niet,
2 want ze hebben kwaad in de zin
en spreken onheilspellende woorden.
Spreuken 24:26 / NBV
26 Wie een eerlijk antwoord geeft,
is als iemand die een kus op je lippen drukt.
Spreuken 24:28-29 / NBV
28 Leg over een ander geen vals getuigenis af,
waarom zou je liegen?
29 Zeg niet: ‘Wat hij mij heeft aangedaan, doe ik hem aan.
Ik betaal hem met gelijke munt.’
Spreuken 25:8-13 / NBV
8 sleep hem dan niet overijld voor het gerecht.
Wat zou je moeten doen
als hij je te schande maakt?
9 Als je een rechtsgeding met iemand hebt,
onthul dan geen geheimen van een ander.
10 Als hij dat te weten komt, word je zelf het slachtoffer:
hij maakt je te schande.
11 Het juiste woord op de juiste tijd
is als een gouden appel op een zilveren schaal.
12 Een wijze vermaning voor een luisterend oor
is als een gouden ring, een sieraad van het zuiverste goud.
13 Een betrouwbare bode is voor zijn opdrachtgever
als een koele dronk tijdens de oogst: hij beurt hem op.
Spreuken 25:15 / NBV
15 Een heerser laat zich overtuigen door geduld,
kalme woorden breken krachtige tegenstand.
Spreuken 25:18 / NBV
18 Wie een vals getuigenis tegen een ander aflegt,
is als een bijl, een zwaard, een scherpe pijl.
Spreuken 25:20 / NBV
20 Als je zingt voor iemand die bedroefd is,
is het of je je ontkleedt op een koude dag,
of azijn op loog giet.
Spreuken 25:23 / NBV
23 Zoals de noordenwind een striemende regen brengt,
zo brengt geroddel woedende blikken.
Spreuken 26:2 / NBV
2 Zoals een vogel wegvliegt, zoals een zwaluw wegwiekt,
zo vervliegt een ongegronde vloek.
Spreuken 26:9 / NBV
9 Een spreuk in de mond van een dwaas
prikt even weinig als een doorn in de hand van een dronkaard.
Spreuken 26:18-19 / NBV
18 Zoals een dolleman maar in het wilde weg schiet,
met brandende pijlen dood en verderf zaait,
19 zo is iemand die zijn vriend bedriegt, en zegt:
‘Het was maar voor de grap.’
Spreuken 26:22-25 / NBV
22 De woorden van een lasteraar neemt men gulzig in zich op,
ze zijn een lekkernij die de buik verzadigt.
23 Zilverglazuur verbergt een aarden pot,
warme woorden een kwaadaardig hart.
24 Al verbloemt iemand zijn haat met mooie woorden,
hij is een en al bedrog.
25 Al spreekt hij vriendelijk, vertrouw hem niet,
zijn hart is door en door vals.
Spreuken 26:28 / NBV
28 Wie kwaadspreekt haat zijn slachtoffers,
een vleier wil hun ondergang.
Spreuken 27:2 / NBV
2 Laat een ander je prijzen, doe het niet zelf,
laat het over aan een vreemde, zie er zelf van af.
Spreuken 27:5-6 / NBV
5 Beter dat je openlijk terechtgewezen wordt
dan dat je uit liefde wordt gespaard.
6 Het verwijt van een vriend is oprecht,
de kus van een vijand al te hartelijk.
Spreuken 29:12 / NBV
12 Als een heerser toegeeft aan bedrog,
wordt ieder die hem dient een goddeloze.
Spreuken 29:20 / NBV
20 Heb je weleens iemand gezien die altijd met zijn woorden klaarstaat?
Voor een dwaas is er meer hoop dan voor hem.
Spreuken 30:5-6 / NBV
5 Elk woord van God is getoetst,
hij is een schild voor wie bij hem hun toevlucht zoeken.
6 Voeg niets aan zijn woorden toe,
anders straft hij je en blijk je een leugenaar.
Spreuken 30:8 / NBV
8 Houd me ver van leugen en bedrog.
Maak me niet arm, maar ook niet rijk,
voed me slechts met wat ik nodig heb.
Reacties
Een reactie posten