Posts

Posts uit december, 2016 tonen

Liefdesdienst

Afbeelding
2Samuël 2:1-7. Welke liefdesdienst kun jij vandaag verrichten? 1 Hierna vroeg David de HERE: Zal ik optrekken naar een van de steden van Juda? De HERE antwoordde hem: Trek op. David zeide: Waarheen zal ik optrekken? En Hij antwoordde: naar Hebron. 2 Toen trok David daarheen met zijn twee vrouwen: Achinoam, de Jizreelitische en Abigail, de vrouw van de Karmeliet Nabal. 3 Ook liet David zijn mannen die bij hem waren, meetrekken, ieder met zijn gezin, en zij vestigden zich in de steden van Hebron. 4 En de mannen van Juda kwamen en zalfden David daar tot koning over het huis van Juda. Toen men David meedeelde, dat de mannen van Jabes in Gilead Saul hadden begraven, 5 zond hij boden naar de mannen van Jabes in Gilead en liet hun zeggen: Weest gezegend door de HERE, omdat gij aan uw heer, aan Saul, deze liefdedienst bewezen en hem begraven hebt. 6 En nu, de HERE bewijze u liefde en trouw. Ook ik zal u gelijke weldaad bewijzen, omdat gij dit gedaan hebt. 7 Nu dan, laten uw handen sterk zijn e

Liefdesdienst

Afbeelding
2Samuël 2:1-7. Welke liefdesdienst kun jij vandaag verrichten? 1 Hierna vroeg David de HERE: Zal ik optrekken naar een van de steden van Juda? De HERE antwoordde hem: Trek op. David zeide: Waarheen zal ik optrekken? En Hij antwoordde: naar Hebron. 2 Toen trok David daarheen met zijn twee vrouwen: Achinoam, de Jizreelitische en Abigail, de vrouw van de Karmeliet Nabal. 3 Ook liet David zijn mannen die bij hem waren, meetrekken, ieder met zijn gezin, en zij vestigden zich in de steden van Hebron. 4 En de mannen van Juda kwamen en zalfden David daar tot koning over het huis van Juda. Toen men David meedeelde, dat de mannen van Jabes in Gilead Saul hadden begraven, 5 zond hij boden naar de mannen van Jabes in Gilead en liet hun zeggen: Weest gezegend door de HERE, omdat gij aan uw heer, aan Saul, deze liefdedienst bewezen en hem begraven hebt. 6 En nu, de HERE bewijze u liefde en trouw. Ook ik zal u gelijke weldaad bewijzen, omdat gij dit gedaan hebt. 7 Nu dan, laten uw handen sterk z

Lied

Afbeelding
2Samuël 1:13-27. Voor wie zou jij een lied willen schrijven en wat zou de tekst dan zijn?  P.s. Als je de tekst naar mij mailt, karsten_david@hotmail.com , dan wil ik wel een poging doen er muziek op te zetten.  13 David nu vroeg de jongeman die hem het bericht had gebracht: Vanwaar zijt gij? Hij antwoordde: Ik ben de zoon van een vreemdeling, een Amalekiet. 14 Daarop zeide David tot hem: Hoe? Hebt gij u niet ontzien, uw hand uit te steken om de gezalfde des HEREN om te brengen? 15 Toen riep David een van zijn jongemannen en gebood: Treed nader, stoot hem neer. Deze sloeg hem, zodat hij stierf. 16 En David zeide tot hem: Uw bloed zij op uw hoofd, want uw eigen mond heeft tegen u getuigd, doordat gij gezegd hebt: ik heb de gezalfde des HEREN gedood. 17 En David zong dit klaaglied over Saul en zijn zoon Jonatan, 18 en hij gaf bevel, de Judeeers dit lied van de boog te leren; zie, het is geschreven in het Boek des Oprechten. 19 Het sieraad, o Israel, op uw hoogten ligt het verslagen! Hoe

Lied

Afbeelding
2Samuël 1:13-27. Voor wie zou jij een lied willen schrijven en wat zou de tekst dan zijn?  P.s. Als je de tekst naar mij mailt, karsten_david@hotmail.com , dan wil ik wel een poging doen er muziek op te zetten.  13 David nu vroeg de jongeman die hem het bericht had gebracht: Vanwaar zijt gij? Hij antwoordde: Ik ben de zoon van een vreemdeling, een Amalekiet. 14 Daarop zeide David tot hem: Hoe? Hebt gij u niet ontzien, uw hand uit te steken om de gezalfde des HEREN om te brengen? 15 Toen riep David een van zijn jongemannen en gebood: Treed nader, stoot hem neer. Deze sloeg hem, zodat hij stierf. 16 En David zeide tot hem: Uw bloed zij op uw hoofd, want uw eigen mond heeft tegen u getuigd, doordat gij gezegd hebt: ik heb de gezalfde des HEREN gedood. 17 En David zong dit klaaglied over Saul en zijn zoon Jonatan, 18 en hij gaf bevel, de Judeeers dit lied van de boog te leren; zie, het is geschreven in het Boek des Oprechten. 19 Het sieraad, o Israel, op uw hoogten ligt het versla

Gesneuveld

Afbeelding
2Samuël 1:1-12. Wat doet het lijden van vervolgde broeders en zusters met jou? 1 ‭‭Saul was gesneuveld en David had de Amalekieten verslagen en was alweer twee dagen terug in Siklag.‭ 2 ‭‭Op de derde dag liet zich iemand uit het legerkamp van Saul aandienen. Hij had zijn kleren gescheurd en stof over zijn hoofd geworpen. Bij David gekomen, boog hij diep voorover.‭ 3 ‭‭‘Waar komt u vandaan?’ vroeg David, en de man antwoordde: ‘Uit het legerkamp van Israël. Ik ben ontkomen.’‭ 4 ‭‭‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg David ongerust. ‘De soldaten moesten vluchten, ‘vertelde hij. ‘Velen van hen zijn gesneuveld, en ook Saul en zijn zoon Jonatan zijn omgekomen.’‭ 5 ‭‭‘Hoe weet u zo zeker dat Saul en zijn zoon Jonatan dood zijn?’ vroeg David aan de boodschapper die hem dit was komen vertellen.‭ 6 ‭‭‘Ik was heel toevallig op de Gilboa, ‘antwoordde hij. ‘En daar stond Saul, leunend op zijn speer; de strijdwagens en ruiters hadden hem al bijna te pakken.‭ 7 ‭‭Hij keek om, en toen hij mij zag, riep hij

Gesneuveld

Afbeelding
2Samuël 1:1-12. Wat doet het lijden van vervolgde broeders en zusters met jou? 1 ‭‭Saul was gesneuveld en David had de Amalekieten verslagen en was alweer twee dagen terug in Siklag.‭ 2 ‭‭Op de derde dag liet zich iemand uit het legerkamp van Saul aandienen. Hij had zijn kleren gescheurd en stof over zijn hoofd geworpen. Bij David gekomen, boog hij diep voorover.‭ 3 ‭‭‘Waar komt u vandaan?’ vroeg David, en de man antwoordde: ‘Uit het legerkamp van Israël. Ik ben ontkomen.’‭ 4 ‭‭‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg David ongerust. ‘De soldaten moesten vluchten, ‘vertelde hij. ‘Velen van hen zijn gesneuveld, en ook Saul en zijn zoon Jonatan zijn omgekomen.’‭ 5 ‭‭‘Hoe weet u zo zeker dat Saul en zijn zoon Jonatan dood zijn?’ vroeg David aan de boodschapper die hem dit was komen vertellen.‭ 6 ‭‭‘Ik was heel toevallig op de Gilboa, ‘antwoordde hij. ‘En daar stond Saul, leunend op zijn speer; de strijdwagens en ruiters hadden hem al bijna te pakken.‭ 7 ‭‭Hij keek om, en toen hij mij zag, riep hi

Weerbaar

Afbeelding
1Samuël 31:7-13. Hoe staat het met jouw geestelijke weerbaarheid en hoe is die te vergroten? 7 Toen het tot de Israëlieten aan de overkant van de Jordaan en aan de overkant van de vlakte van Jizreël doordrong dat het leger van Israël was gevlucht en dat Saul en zijn zonen gesneuveld waren, verlieten zij hun steden en vluchtten weg. De Filistijnen trokken hun steden binnen en namen ze in bezit. 8 De volgende dag kwamen de Filistijnen op het slagveld terug om de gesneuvelden te plunderen. Daar, op de Gilboa, vonden ze de lijken van Saul en zijn drie zonen. 9 Ze sloegen Sauls hoofd af en ontdeden hem van zijn wapenrusting, en lieten in hun hele land boden rondgaan om het nieuws van de overwinning in de tempels van hun goden en aan het hele volk bekend te maken. 10 Sauls wapenrusting kreeg een plaats in de tempel van Astarte en zijn lijk werd aan de stadsmuur van Bet–San genageld. 11 Toen de inwoners van Jabes in Gilead hoorden wat er met Saul was gebeurd, wat de Filistijnen met hem hadden

Weerbaar

Afbeelding
1Samuël 31:7-13. Hoe staat het met jouw geestelijke weerbaarheid en hoe is die te vergroten? 7 Toen het tot de Israëlieten aan de overkant van de Jordaan en aan de overkant van de vlakte van Jizreël doordrong dat het leger van Israël was gevlucht en dat Saul en zijn zonen gesneuveld waren, verlieten zij hun steden en vluchtten weg. De Filistijnen trokken hun steden binnen en namen ze in bezit. 8 De volgende dag kwamen de Filistijnen op het slagveld terug om de gesneuvelden te plunderen. Daar, op de Gilboa, vonden ze de lijken van Saul en zijn drie zonen. 9 Ze sloegen Sauls hoofd af en ontdeden hem van zijn wapenrusting, en lieten in hun hele land boden rondgaan om het nieuws van de overwinning in de tempels van hun goden en aan het hele volk bekend te maken. 10 Sauls wapenrusting kreeg een plaats in de tempel van Astarte en zijn lijk werd aan de stadsmuur van Bet–San genageld. 11 Toen de inwoners van Jabes in Gilead hoorden wat er met Saul was gebeurd, wat de Filistijnen met hem h

Bang

Afbeelding
1Samuël 31:1-6. Wat kan angst met jou doen en wat doe jij met angst? 1 Ondertussen leverden de Filistijnen slag met de Israëlieten. Het leger van Israël sloeg op de vlucht en velen sneuvelden in het Gilboagebergte. 2 De Filistijnen drongen tot bij Saul en zijn zonen door en doodden zijn drie zonen Jonatan, Abinadab en Malkisua. 3 Toen richtte de strijd zich in alle hevigheid tegen Saul zelf. De Filistijnse boogschutters hadden hem al onder schot, en Saul werd zo bang 4 dat hij zijn wapendrager beval: ‘Trek je zwaard en steek me dood, want ik wil niet dat die onbesnedenen me doorboren en zich op me gaan uitleven.’ Maar de wapendrager schrok ervoor terug en weigerde. Toen nam Saul zelf zijn zwaard en stortte zich erin. 5 Toen de wapendrager zag dat Saul dood was, stortte ook hij zich in zijn zwaard en volgde hem in de dood. 6 Zo sneuvelden Saul, zijn drie zonen, zijn wapendrager en al zijn manschappen op een en dezelfde dag. Wees niet bang voor de onzekerheid van morgen.

Bang

Afbeelding
1Samuël 31:1-6. Wat kan angst met jou doen en wat doe jij met angst? 1 Ondertussen leverden de Filistijnen slag met de Israëlieten. Het leger van Israël sloeg op de vlucht en velen sneuvelden in het Gilboagebergte. 2 De Filistijnen drongen tot bij Saul en zijn zonen door en doodden zijn drie zonen Jonatan, Abinadab en Malkisua. 3 Toen richtte de strijd zich in alle hevigheid tegen Saul zelf. De Filistijnse boogschutters hadden hem al onder schot, en Saul werd zo bang 4 dat hij zijn wapendrager beval: ‘Trek je zwaard en steek me dood, want ik wil niet dat die onbesnedenen me doorboren en zich op me gaan uitleven.’ Maar de wapendrager schrok ervoor terug en weigerde. Toen nam Saul zelf zijn zwaard en stortte zich erin. 5 Toen de wapendrager zag dat Saul dood was, stortte ook hij zich in zijn zwaard en volgde hem in de dood. 6 Zo sneuvelden Saul, zijn drie zonen, zijn wapendrager en al zijn manschappen op een en dezelfde dag. Wees niet bang voor de onzekerheid van morgen.

Geschenk

Afbeelding
1Samuël 30:26-31. Wat is het grootste geschenk dat jij van God gekregen hebt? 26 Terug in Siklag stuurde David een deel van de buit aan de oudsten van Juda, zijn vrienden. ‘Hier is voor u een geschenk uit de buit die wij op de vijanden van de HEER veroverd hebben, ‘luidde de boodschap. 27 Het betrof de oudsten van Betuël, Ramot–Negev en Jattir, 28 Aroër, Sifmot, Estemoa 29 en Rachal, van de steden van de Jerachmeëlieten en de Kenieten, 30 van Chorma, Bor–Asan, Atach 31 en Hebron, kortom alle plaatsen die David en zijn mannen tijdens hun omzwervingen hadden aangedaan. Het mooiste geschenk wordt ons gegeven: de zegen van God, een eindeloos leven.

Geschenk

Afbeelding
1Samuël 30:26-31. Wat is het grootste geschenk dat jij van God gekregen hebt? 26 Terug in Siklag stuurde David een deel van de buit aan de oudsten van Juda, zijn vrienden. ‘Hier is voor u een geschenk uit de buit die wij op de vijanden van de HEER veroverd hebben, ‘luidde de boodschap. 27 Het betrof de oudsten van Betuël, Ramot–Negev en Jattir, 28 Aroër, Sifmot, Estemoa 29 en Rachal, van de steden van de Jerachmeëlieten en de Kenieten, 30 van Chorma, Bor–Asan, Atach 31 en Hebron, kortom alle plaatsen die David en zijn mannen tijdens hun omzwervingen hadden aangedaan. Het mooiste geschenk wordt ons gegeven: de zegen van God, een eindeloos leven.

Samen delen

Afbeelding
1Samuël 30:21-25. Wat heeft God met ons gedeeld en wat deel jij met je naaste? 21 Toen David weer terugkwam in het dal van de Besor, werden hij en zijn mannen opgewacht door de tweehonderd man die daar waren achtergebleven omdat ze te moe waren om met hem mee te gaan. Hij ging naar hen toe en vroeg hun hoe het met ze was. 22 Onder de mannen die met David waren meegegaan, was echter een aantal kwaadwillige lieden die zeiden: ‘Omdat zij niet met ons zijn meegegaan, krijgen ze niets van de buit die wij heroverd hebben. Ze kunnen hun eigen vrouwen en kinderen terugkrijgen en dan moeten ze maar gaan.’ 23 Maar David zei: ‘Nee, mannen, geen sprake van. Het gaat hier om een geschenk van de HEER: hij heeft ons gespaard en de bende die ons had overvallen aan ons uitgeleverd. 24 Denken jullie dat iemand het met jullie eens is? Nee, degenen die hebben deelgenomen aan de strijd krijgen evenveel als degenen die zijn achtergebleven om de spullen te bewaken: ze moeten de buit samen delen.’ 25 En zo ge

Samen delen

Afbeelding
1Samuël 30:21-25. Wat heeft God met ons gedeeld en wat deel jij met je naaste? 21 Toen David weer terugkwam in het dal van de Besor, werden hij en zijn mannen opgewacht door de tweehonderd man die daar waren achtergebleven omdat ze te moe waren om met hem mee te gaan. Hij ging naar hen toe en vroeg hun hoe het met ze was. 22 Onder de mannen die met David waren meegegaan, was echter een aantal kwaadwillige lieden die zeiden: ‘Omdat zij niet met ons zijn meegegaan, krijgen ze niets van de buit die wij heroverd hebben. Ze kunnen hun eigen vrouwen en kinderen terugkrijgen en dan moeten ze maar gaan.’ 23 Maar David zei: ‘Nee, mannen, geen sprake van. Het gaat hier om een geschenk van de HEER: hij heeft ons gespaard en de bende die ons had overvallen aan ons uitgeleverd. 24 Denken jullie dat iemand het met jullie eens is? Nee, degenen die hebben deelgenomen aan de strijd krijgen evenveel als degenen die zijn achtergebleven om de spullen te bewaken: ze moeten de buit samen delen.’ 25 En

Bende

Afbeelding
1Samuël 30:13-20. Welke bende heeft het voorzien op jouw leven, waar zitten ze en hoe bestrijdt je ze? 13 Daarna vroeg David hem bij wie hij hoorde en waar hij vandaan kwam, en hij antwoordde: ‘Ik ben een Egyptenaar, de slaaf van een Amalekiet. Toen ik drie dagen geleden ziek werd, heeft mijn meester me achtergelaten. 14 We waren op plundertocht in de Negev en hebben overvallen gedaan op de Keretieten, de Judeeërs en de Kalebieten; en Siklag hebben we in de as gelegd.’ 15 ‘Kun jij me de weg wijzen naar jullie bende?’ vroeg David. ‘Dat wil ik wel doen, ‘antwoordde de Egyptenaar, ‘maar zweer me dan eerst bij God dat u me niet zult doden of aan mijn meester uitleveren.’ 16 De Egyptenaar leidde David naar het kamp van de Amalekieten. Daar zaten ze, in groepjes verspreid, te eten en te drinken. Ze deden zich te goed aan de enorme buit die ze in het land van de Filistijnen en in Juda hadden vergaard. 17 De volgende dag overviel David hen en bestookte hen van de vroege ochtend tot de late avo

Bende

Afbeelding
1Samuël 30:13-20. Welke bende heeft het voorzien op jouw leven, waar zitten ze en hoe bestrijdt je ze? 13 Daarna vroeg David hem bij wie hij hoorde en waar hij vandaan kwam, en hij antwoordde: ‘Ik ben een Egyptenaar, de slaaf van een Amalekiet. Toen ik drie dagen geleden ziek werd, heeft mijn meester me achtergelaten. 14 We waren op plundertocht in de Negev en hebben overvallen gedaan op de Keretieten, de Judeeërs en de Kalebieten; en Siklag hebben we in de as gelegd.’ 15 ‘Kun jij me de weg wijzen naar jullie bende?’ vroeg David. ‘Dat wil ik wel doen, ‘antwoordde de Egyptenaar, ‘maar zweer me dan eerst bij God dat u me niet zult doden of aan mijn meester uitleveren.’ 16 De Egyptenaar leidde David naar het kamp van de Amalekieten. Daar zaten ze, in groepjes verspreid, te eten en te drinken. Ze deden zich te goed aan de enorme buit die ze in het land van de Filistijnen en in Juda hadden vergaard. 17 De volgende dag overviel David hen en bestookte hen van de vroege ochtend tot de lat

Raadplegen

Afbeelding
1Samuël 30:7-12. Wie is/zijn jouw raadgever(s)? 7 Hij vroeg de priester Abjatar, de zoon van Achimelech, om met het priestergewaad bij hem te komen. Abjatar kwam met het priestergewaad 8 en David raadpleegde de HEER: ‘Moet ik deze bende achtervolgen? Zal ik ze inhalen?’ ‘Ja, ‘antwoordde de HEER. ‘Achtervolg hen; je zult ze zeker inhalen en de gevangenen bevrijden.’ 9 David ging met zijn zeshonderd mannen op weg. Bij het dal van de Besor gekomen hielden de achterblijvers halt, 10 tweehonderd man die te uitgeput waren om het dal over te steken. Met vierhonderd man zette David de achtervolging voort. 11 Onderweg vonden ze een Egyptenaar, die bij David werd gebracht. Hij kreeg wat brood te eten en water te drinken, 12 en ook gaven ze hem een plak gedroogde vijgen en twee plakken rozijnen. Daardoor kwam hij weer op krachten; hij had namelijk drie dagen en drie nachten niets gegeten of gedronken.  Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen.

Raadplegen

Afbeelding
1Samuël 30:7-12. Wie is/zijn jouw raadgever(s)? 7 Hij vroeg de priester Abjatar, de zoon van Achimelech, om met het priestergewaad bij hem te komen. Abjatar kwam met het priestergewaad 8 en David raadpleegde de HEER: ‘Moet ik deze bende achtervolgen? Zal ik ze inhalen?’ ‘Ja, ‘antwoordde de HEER. ‘Achtervolg hen; je zult ze zeker inhalen en de gevangenen bevrijden.’ 9 David ging met zijn zeshonderd mannen op weg. Bij het dal van de Besor gekomen hielden de achterblijvers halt, 10 tweehonderd man die te uitgeput waren om het dal over te steken. Met vierhonderd man zette David de achtervolging voort. 11 Onderweg vonden ze een Egyptenaar, die bij David werd gebracht. Hij kreeg wat brood te eten en water te drinken, 12 en ook gaven ze hem een plak gedroogde vijgen en twee plakken rozijnen. Daardoor kwam hij weer op krachten; hij had namelijk drie dagen en drie nachten niets gegeten of gedronken.  Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen.

Steun

Afbeelding
1Samuël 30:1-6. Waar zoek jij steun in moeilijke tijden? 1 Drie dagen later kwamen David en zijn mannen bij Siklag aan. Tijdens hun afwezigheid hadden de Amalekieten een plundertocht ondernomen in de Negev; ook Siklag hadden ze overvallen. Ze hadden de stad in de as gelegd 2 en de vrouwen, van jong tot oud, als gevangenen weggevoerd. Er was niemand gedood, maar ze hadden de vrouwen op hun tocht meegevoerd. 3 Toen David en zijn mannen bij Siklag aankwamen en zagen dat de stad in de as was gelegd en dat hun vrouwen en kinderen waren weggevoerd, 4 begonnen ze luidkeels te jammeren, tot ze geen kracht meer hadden om te huilen. 5 Ook de beide vrouwen van David waren verdwenen: Achinoam uit Jizreël en Abigaïl, de vroegere vrouw van Nabal uit Karmel. 6 David kreeg het zwaar te verduren, want zijn mannen waren zo verbitterd over het verlies van hun kinderen dat ze hem dreigden te stenigen. Daarom zocht hij steun bij de HEER, zijn God. U steunt wie dreigen te vallen

Steun

Afbeelding
1Samuël 30:1-6. Waar zoek jij steun in moeilijke tijden? 1 Drie dagen later kwamen David en zijn mannen bij Siklag aan. Tijdens hun afwezigheid hadden de Amalekieten een plundertocht ondernomen in de Negev; ook Siklag hadden ze overvallen. Ze hadden de stad in de as gelegd 2 en de vrouwen, van jong tot oud, als gevangenen weggevoerd. Er was niemand gedood, maar ze hadden de vrouwen op hun tocht meegevoerd. 3 Toen David en zijn mannen bij Siklag aankwamen en zagen dat de stad in de as was gelegd en dat hun vrouwen en kinderen waren weggevoerd, 4 begonnen ze luidkeels te jammeren, tot ze geen kracht meer hadden om te huilen. 5 Ook de beide vrouwen van David waren verdwenen: Achinoam uit Jizreël en Abigaïl, de vroegere vrouw van Nabal uit Karmel. 6 David kreeg het zwaar te verduren, want zijn mannen waren zo verbitterd over het verlies van hun kinderen dat ze hem dreigden te stenigen. Daarom zocht hij steun bij de HEER, zijn God. U steunt wie dreigen te vallen

Moet

Afbeelding
1Samuël 29:8-11. Wie kan/mag tegen jou zeggen dat je iets 'moet' doen of laten? 8 ‘Wat heb ik dan misdaan, heer?’ riep David uit. ‘Waarom mag ik niet deelnemen aan de strijd tegen de vijanden van mijn heer en koning? Al die tijd dat ik bij u in dienst ben, hebt u toch nooit iets op me aan te merken gehad?’ 9 ‘Nee, ik weet het, ‘antwoordde Achis. ‘Ik voor mij vertrouw u alsof u door God zelf gestuurd was, maar onze bevelhebbers zijn er fel op tegen dat u met ons ten strijde trekt. 10 Morgenochtend vroeg moet u vertrekken, en de soldaten van uw heer die met u zijn meegekomen ook. Morgenochtend vroeg, zodra het licht wordt, moet u gaan.’ 11 De volgende morgen vroeg ging David met zijn mannen terug naar het land van de Filistijnen. De Filistijnen zelf trokken op naar Jizreël.  Mijn Woord moet in je zijn, dat maakt je vrij.

Moet

Afbeelding
1Samuël 29:8-11. Wie kan/mag tegen jou zeggen dat je iets 'moet' doen of laten? 8 ‘Wat heb ik dan misdaan, heer?’ riep David uit. ‘Waarom mag ik niet deelnemen aan de strijd tegen de vijanden van mijn heer en koning? Al die tijd dat ik bij u in dienst ben, hebt u toch nooit iets op me aan te merken gehad?’ 9 ‘Nee, ik weet het, ‘antwoordde Achis. ‘Ik voor mij vertrouw u alsof u door God zelf gestuurd was, maar onze bevelhebbers zijn er fel op tegen dat u met ons ten strijde trekt. 10 Morgenochtend vroeg moet u vertrekken, en de soldaten van uw heer die met u zijn meegekomen ook. Morgenochtend vroeg, zodra het licht wordt, moet u gaan.’ 11 De volgende morgen vroeg ging David met zijn mannen terug naar het land van de Filistijnen. De Filistijnen zelf trokken op naar Jizreël.  Mijn Woord moet in je zijn, dat maakt je vrij.

Vertrouwen

Afbeelding
1Samuël 29:1-7. Wie vertrouw jij volkomen en waarom? 1 De Filistijnen hadden zich verzameld in Afek; de Israëlieten lagen in de buurt van de bron bij Jizreël. 2 De Filistijnse stadsvorsten hielden troepenschouw. De manschappen trokken in afdelingen van honderd en duizend voorbij. In de achterste gelederen liepen David en zijn mannen met het leger van Achis mee. 3 ‘Wat doen die Hebreeën hier?’ vroegen de Filistijnse bevelhebbers zich af. ‘U kent David toch wel, de vroegere veldheer van Saul, de koning van Israël, ‘zei Achis. ‘Het is nu al meer dan een jaar geleden dat hij naar mij is overgelopen, en al die tijd heb ik niets op hem aan te merken gehad.’ 4 Maar de Filistijnse bevelhebbers waren woedend en zeiden tegen hem: ‘Stuur hem terug naar de woonplaats die u hem hebt toegewezen. Onder geen beding mag hij met ons ten strijde trekken. Stel dat hij zich tegen ons keert in het gevecht! Hij zou zijn heer toch nergens een groter plezier mee doen dan met de hoofden van onze mannen? 5 Dit i

Vertrouwen

Afbeelding
1Samuël 29:1-7. Wie vertrouw jij volkomen en waarom? 1 De Filistijnen hadden zich verzameld in Afek; de Israëlieten lagen in de buurt van de bron bij Jizreël. 2 De Filistijnse stadsvorsten hielden troepenschouw. De manschappen trokken in afdelingen van honderd en duizend voorbij. In de achterste gelederen liepen David en zijn mannen met het leger van Achis mee. 3 ‘Wat doen die Hebreeën hier?’ vroegen de Filistijnse bevelhebbers zich af. ‘U kent David toch wel, de vroegere veldheer van Saul, de koning van Israël, ‘zei Achis. ‘Het is nu al meer dan een jaar geleden dat hij naar mij is overgelopen, en al die tijd heb ik niets op hem aan te merken gehad.’ 4 Maar de Filistijnse bevelhebbers waren woedend en zeiden tegen hem: ‘Stuur hem terug naar de woonplaats die u hem hebt toegewezen. Onder geen beding mag hij met ons ten strijde trekken. Stel dat hij zich tegen ons keert in het gevecht! Hij zou zijn heer toch nergens een groter plezier mee doen dan met de hoofden van onze mannen? 5

Krachten

Afbeelding
1Samuël 28:20-25. Waar haal jij je levenskracht vandaan? 20 Saul schrok zo van Samuëls woorden dat hij languit op de grond viel: zijn krachten lieten hem in de steek, ook al omdat hij de hele dag en de hele nacht niets gegeten had. 21 De vrouw kwam naar hem toe en zag dat hij erg in de war was. ‘Ik heb aan uw verzoek voldaan, heer, ‘zei ze. ‘Met gevaar voor eigen leven heb ik gedaan wat u me vroeg. 22 Doe dan nu ook wat ik u aanraad, heer. Laat me u iets te eten voorzetten, zodat u weer op krachten komt voordat u aan de terugreis begint.’ 23 Saul weigerde en zei dat hij niets wilde eten, maar zijn dienaren en ook de vrouw drongen aan en ten slotte gaf hij toe. Hij kwam overeind en ging op het bed zitten. 24 De vrouw had een mestkalf in huis, dat ze nu snel slachtte. Ook nam ze meel, kneedde het en bakte er ongedesemde broden van. 25 Nadat Saul en zijn dienaren gegeten hadden van het maal dat ze hun had voorgezet, vertrokken ze nog diezelfde nacht.  Kracht van de Vader, de Zoon en de Ge

Krachten

Afbeelding
1Samuël 28:20-25. Waar haal jij je levenskracht vandaan? 20 Saul schrok zo van Samuëls woorden dat hij languit op de grond viel: zijn krachten lieten hem in de steek, ook al omdat hij de hele dag en de hele nacht niets gegeten had. 21 De vrouw kwam naar hem toe en zag dat hij erg in de war was. ‘Ik heb aan uw verzoek voldaan, heer, ‘zei ze. ‘Met gevaar voor eigen leven heb ik gedaan wat u me vroeg. 22 Doe dan nu ook wat ik u aanraad, heer. Laat me u iets te eten voorzetten, zodat u weer op krachten komt voordat u aan de terugreis begint.’ 23 Saul weigerde en zei dat hij niets wilde eten, maar zijn dienaren en ook de vrouw drongen aan en ten slotte gaf hij toe. Hij kwam overeind en ging op het bed zitten. 24 De vrouw had een mestkalf in huis, dat ze nu snel slachtte. Ook nam ze meel, kneedde het en bakte er ongedesemde broden van. 25 Nadat Saul en zijn dienaren gegeten hadden van het maal dat ze hun had voorgezet, vertrokken ze nog diezelfde nacht.  Kracht van de Vader, de Zoon

Uitweg

Afbeelding
1Samuël 28:10-19. Wat is jouw getuigenis over die momenten dat je zelf geen uitweg zag? 10 Maar Saul bezwoer haar bij de HEER dat haar niets zou overkomen. 11 ‘Wie moet ik dan voor u oproepen?’ vroeg ze. ‘Samuël, ‘antwoordde Saul. 12 Zodra de vrouw Samuël zag, slaakte ze een ijselijke kreet. ‘Waarom hebt u me bedrogen?’ vroeg ze aan Saul. ‘U bent Saul zelf!’ 13 ‘Wees niet bang, ‘stelde de koning haar gerust. ‘Maar zeg me, wat ziet u?’ ‘Ik zie een goddelijke gestalte uit de aarde oprijzen, ‘antwoordde ze. 14 ‘Hoe ziet hij eruit?’ vroeg Saul. ‘Het is een oude man, gehuld in een mantel.’ Toen wist Saul dat het Samuël was, en hij knielde neer en boog diep voorover. 15 Samuël vroeg aan Saul: ‘Waarom heb je me opgeroepen en mijn rust verstoord?’ ‘Ik zie geen uitweg meer, ‘antwoordde Saul. ‘Ik word aangevallen door de Filistijnen en God heeft me in de steek gelaten. Hij geeft geen antwoord meer op mijn vragen, noch bij monde van profeten, noch in dromen. Daarom heb ik u opgeroepen om u te vra

Uitweg

Afbeelding
1Samuël 28:10-19. Wat is jouw getuigenis over die momenten dat je zelf geen uitweg zag? 10 Maar Saul bezwoer haar bij de HEER dat haar niets zou overkomen. 11 ‘Wie moet ik dan voor u oproepen?’ vroeg ze. ‘Samuël, ‘antwoordde Saul. 12 Zodra de vrouw Samuël zag, slaakte ze een ijselijke kreet. ‘Waarom hebt u me bedrogen?’ vroeg ze aan Saul. ‘U bent Saul zelf!’ 13 ‘Wees niet bang, ‘stelde de koning haar gerust. ‘Maar zeg me, wat ziet u?’ ‘Ik zie een goddelijke gestalte uit de aarde oprijzen, ‘antwoordde ze. 14 ‘Hoe ziet hij eruit?’ vroeg Saul. ‘Het is een oude man, gehuld in een mantel.’ Toen wist Saul dat het Samuël was, en hij knielde neer en boog diep voorover. 15 Samuël vroeg aan Saul: ‘Waarom heb je me opgeroepen en mijn rust verstoord?’ ‘Ik zie geen uitweg meer, ‘antwoordde Saul. ‘Ik word aangevallen door de Filistijnen en God heeft me in de steek gelaten. Hij geeft geen antwoord meer op mijn vragen, noch bij monde van profeten, noch in dromen. Daarom heb ik u opgeroepen om u t

Angst

Afbeelding
1Samuël 28:1-9. Heeft angst jou weleens bij de keel gegrepen en wat kun je in zo'n situatie beter wel/niet doen? 1 En toen de Filistijnen hun troepen op de been brachten om tegen Israël ten oorlog te trekken, vroeg Achis aan David: ‘U begrijpt zeker wel dat u en uw mannen zich bij mij moeten aansluiten.’ 2 ‘Jazeker, heer, ‘antwoordde David. ‘U zult eens zien wat ik zal doen.’ ‘Afgesproken, ‘zei Achis, ‘dan stel ik u aan als mijn vaste lijfwacht.’ 3 Samuël was inmiddels gestorven. Heel Israël had over hem gerouwd, en hij was begraven in Rama, zijn woonplaats. Daarna had Saul in het hele land een verbod uitgevaardigd op geestenbezwering en waarzeggerij. 4 Toen nu de Filistijnen hun troepen hadden verzameld en waren opgerukt naar Sunem, waar ze hun kamp opsloegen, bracht ook Saul zijn leger op de been en sloeg zijn kamp op in het Gilboagebergte. 5 Maar toen hij het kamp van de Filistijnen zag, greep de angst hem bij de keel. 6 Hij raadpleegde de HEER, maar de HEER gaf geen antwoord: n

Angst

Afbeelding
1Samuël 28:1-9. Heeft angst jou weleens bij de keel gegrepen en wat kun je in zo'n situatie beter wel/niet doen? 1 En toen de Filistijnen hun troepen op de been brachten om tegen Israël ten oorlog te trekken, vroeg Achis aan David: ‘U begrijpt zeker wel dat u en uw mannen zich bij mij moeten aansluiten.’ 2 ‘Jazeker, heer, ‘antwoordde David. ‘U zult eens zien wat ik zal doen.’ ‘Afgesproken, ‘zei Achis, ‘dan stel ik u aan als mijn vaste lijfwacht.’ 3 Samuël was inmiddels gestorven. Heel Israël had over hem gerouwd, en hij was begraven in Rama, zijn woonplaats. Daarna had Saul in het hele land een verbod uitgevaardigd op geestenbezwering en waarzeggerij. 4 Toen nu de Filistijnen hun troepen hadden verzameld en waren opgerukt naar Sunem, waar ze hun kamp opsloegen, bracht ook Saul zijn leger op de been en sloeg zijn kamp op in het Gilboagebergte. 5 Maar toen hij het kamp van de Filistijnen zag, greep de angst hem bij de keel. 6 Hij raadpleegde de HEER, maar de HEER gaf geen antwoo

Overvallen

Afbeelding
1Samuël 27:7-12. Met welke duivelse machten die het gemunt hebben op de kinderen van God zou jij graag af willen rekenen en hoe doe je dat? 7 In de tijd dat David en zijn mannen op Filistijns grondgebied woonden, een jaar en vier maanden om precies te zijn, 8 trokken ze er geregeld op uit om de stammen te overvallen die woonden in het gebied van Telam tot aan Sur, waar Egypte begint: nu eens de Gesurieten, dan weer de Girzieten of de Amalekieten. 9 Wanneer David daar ergens toesloeg, liet hij geen man of vrouw in leven en nam alles mee: schapen, geiten, runderen en kamelen, en dekens en kleren. Als hij dan weer bij Achis kwam 10 en die hem vroeg: ‘Waar hebt u ditmaal een overval gepleegd?’ antwoordde David: ‘In de Negev, bij de Judeeërs, ‘of: ‘Bij de familie van Jerachmeël, ‘of: ‘Bij de Kenieten.’ 11 Hij liet niemand in leven en nam geen enkele gevangene mee naar Gat, want hij wilde voorkomen dat iemand aan Achis zou kunnen navertellen wat hij en zijn mannen hadden gedaan. Heel de tijd

Overvallen

Afbeelding
1Samuël 27:7-12. Met welke duivelse machten die het gemunt hebben op de kinderen van God zou jij graag af willen rekenen en hoe doe je dat? 7 In de tijd dat David en zijn mannen op Filistijns grondgebied woonden, een jaar en vier maanden om precies te zijn, 8 trokken ze er geregeld op uit om de stammen te overvallen die woonden in het gebied van Telam tot aan Sur, waar Egypte begint: nu eens de Gesurieten, dan weer de Girzieten of de Amalekieten. 9 Wanneer David daar ergens toesloeg, liet hij geen man of vrouw in leven en nam alles mee: schapen, geiten, runderen en kamelen, en dekens en kleren. Als hij dan weer bij Achis kwam 10 en die hem vroeg: ‘Waar hebt u ditmaal een overval gepleegd?’ antwoordde David: ‘In de Negev, bij de Judeeërs, ‘of: ‘Bij de familie van Jerachmeël, ‘of: ‘Bij de Kenieten.’ 11 Hij liet niemand in leven en nam geen enkele gevangene mee naar Gat, want hij wilde voorkomen dat iemand aan Achis zou kunnen navertellen wat hij en zijn mannen hadden gedaan. Heel de

Veiligheid

Afbeelding
1Samuël 27:1-6. Waar ben jij als kind van God veilig? 1 Vandaag of morgen val ik natuurlijk toch in handen van Saul, dacht David bij zichzelf. Ik kan me dus maar beter in veiligheid brengen in het land van de Filistijnen. Dan zal Saul het opgeven om mij door heel Israël te achtervolgen en kan ik aan hem ontkomen. 2 Daarom vertrok hij met de zeshonderd man die bij hem waren naar de koning van Gat, Achis, de zoon van Maoch, 3 waar hij en zijn mannen met hun gezinnen hun toevlucht namen. David had zijn twee vrouwen bij zich: Achinoam uit Jizreël en Abigaïl, de weduwe van Nabal uit Karmel. 4 Toen Saul hoorde dat David naar Gat was gevlucht, gaf hij de achtervolging op. 5 David had aan Achis gevraagd: ‘Heer, wees zo goed mij een van de stadjes op het platteland ter beschikking te stellen om in te wonen. Wie ben ik, dat ik bij u in de koningsstad zou wonen?’ 6 Achis wees David Siklag toe, en zo komt het dat Siklag tot op de dag van vandaag aan de koningen van Juda behoort.  Veilig rustend in

Veiligheid

Afbeelding
1Samuël 27:1-6. Waar ben jij als kind van God veilig? 1 Vandaag of morgen val ik natuurlijk toch in handen van Saul, dacht David bij zichzelf. Ik kan me dus maar beter in veiligheid brengen in het land van de Filistijnen. Dan zal Saul het opgeven om mij door heel Israël te achtervolgen en kan ik aan hem ontkomen. 2 Daarom vertrok hij met de zeshonderd man die bij hem waren naar de koning van Gat, Achis, de zoon van Maoch, 3 waar hij en zijn mannen met hun gezinnen hun toevlucht namen. David had zijn twee vrouwen bij zich: Achinoam uit Jizreël en Abigaïl, de weduwe van Nabal uit Karmel. 4 Toen Saul hoorde dat David naar Gat was gevlucht, gaf hij de achtervolging op. 5 David had aan Achis gevraagd: ‘Heer, wees zo goed mij een van de stadjes op het platteland ter beschikking te stellen om in te wonen. Wie ben ik, dat ik bij u in de koningsstad zou wonen?’ 6 Achis wees David Siklag toe, en zo komt het dat Siklag tot op de dag van vandaag aan de koningen van Juda behoort.  Veilig r

Rechtvaardig en trouw

Afbeelding
1Samuël 26:21-25. Wat doet de belofte over rechtvaardigheid en trouw met jou? 21 Toen zei Saul: ‘Ik heb verkeerd gedaan. Kom terug, David, mijn zoon. Ik wil je niet langer kwaad doen, want jij hebt vandaag mijn leven gespaard. Ja, ik ben dwaas geweest en heb ernstige fouten gemaakt.’ 22 Maar David zei: ‘Hier is uw speer, koning, laat een van uw mannen hem komen halen. 23 Wie rechtvaardig en trouw is, wordt door de HEER beloond; ik heb vandaag mijn hand niet tegen de gezalfde van de HEER willen opheffen, ofschoon hij u aan mij had uitgeleverd. 24 Zoals ik vandaag uw leven gespaard heb, zo zal de HEER mijn leven sparen; hij zal me redden uit alle nood.’ 25 Toen zei Saul tegen David: ‘Gezegend ben je, David, mijn zoon. Je zult volbrengen wat je te doen staat. Ik weet dat je het kunt.’ Daarop vervolgde David zijn weg en Saul keerde terug naar zijn woonplaats. Door uw genade Vader, mogen wij hier binnengaan. Niet door rechtvaardige daden, maar door het bloed van het Lam.

Rechtvaardig en trouw

Afbeelding
1Samuël 26:21-25. Wat doet de belofte over rechtvaardigheid en trouw met jou? 21 Toen zei Saul: ‘Ik heb verkeerd gedaan. Kom terug, David, mijn zoon. Ik wil je niet langer kwaad doen, want jij hebt vandaag mijn leven gespaard. Ja, ik ben dwaas geweest en heb ernstige fouten gemaakt.’ 22 Maar David zei: ‘Hier is uw speer, koning, laat een van uw mannen hem komen halen. 23 Wie rechtvaardig en trouw is, wordt door de HEER beloond; ik heb vandaag mijn hand niet tegen de gezalfde van de HEER willen opheffen, ofschoon hij u aan mij had uitgeleverd. 24 Zoals ik vandaag uw leven gespaard heb, zo zal de HEER mijn leven sparen; hij zal me redden uit alle nood.’ 25 Toen zei Saul tegen David: ‘Gezegend ben je, David, mijn zoon. Je zult volbrengen wat je te doen staat. Ik weet dat je het kunt.’ Daarop vervolgde David zijn weg en Saul keerde terug naar zijn woonplaats. Door uw genade Vader, mogen wij hier binnengaan. Niet door rechtvaardige daden, maar door het bloed van het Lam.

Vlo

1Samuël 26:13-20. Met wat voor dier zou jij jezelf vergelijken en waarom? 13 David stak het ravijn over en een eind verder, op de kam van de rotsen aan de overkant, bleef hij staan, op veilige afstand van het kamp. 14 Daarvandaan begon hij de soldaten en Abner, de zoon van Ner, toe te schreeuwen. ‘Geef je nog antwoord, Abner!’ riep hij. Abner antwoordde: ‘Wie ben jij wel, dat je de koning durft te roepen?’ 15 Maar David riep tegen Abner: ‘En jij, wat ben jij voor een man? Zoals jij is er in Israël toch geen tweede? Waarom heb je dan niet gewaakt over je heer, de koning? Heb je niet gemerkt dat de koning, je heer, bijna door een van zijn onderdanen is gedood? 16 Je hebt je taak slecht vervuld. Zo waar de HEER leeft, jullie zijn ten dode opgeschreven, want jullie hebben niet gewaakt over je heer, zijn gezalfde. Kijk maar, waar zijn de speer en de waterkruik gebleven die aan zijn hoofdeind stonden?’ 17 Saul had Davids stem herkend en vroeg: ‘Is dat jouw stem die ik daar hoor, David, mijn

Vlo

1Samuël 26:13-20. Met wat voor dier zou jij jezelf vergelijken en waarom? 13 David stak het ravijn over en een eind verder, op de kam van de rotsen aan de overkant, bleef hij staan, op veilige afstand van het kamp. 14 Daarvandaan begon hij de soldaten en Abner, de zoon van Ner, toe te schreeuwen. ‘Geef je nog antwoord, Abner!’ riep hij. Abner antwoordde: ‘Wie ben jij wel, dat je de koning durft te roepen?’ 15 Maar David riep tegen Abner: ‘En jij, wat ben jij voor een man? Zoals jij is er in Israël toch geen tweede? Waarom heb je dan niet gewaakt over je heer, de koning? Heb je niet gemerkt dat de koning, je heer, bijna door een van zijn onderdanen is gedood? 16 Je hebt je taak slecht vervuld. Zo waar de HEER leeft, jullie zijn ten dode opgeschreven, want jullie hebben niet gewaakt over je heer, zijn gezalfde. Kijk maar, waar zijn de speer en de waterkruik gebleven die aan zijn hoofdeind stonden?’ 17 Saul had Davids stem herkend en vroeg: ‘Is dat jouw stem die ik daar hoor, David, mijn

Omringen

Afbeelding
1Samuël 26:6-12. Door wie laat jij je omringen tegen de dreiging van de tegenstanders van God? 6 ‘Wie gaat er met me mee het kamp in, naar Saul?’ vroeg hij aan zijn metgezellen, de Hethiet Achimelech en Abisai, die een zoon van Seruja was en een broer van Joab. ‘Ik ga mee, ‘antwoordde Abisai. 7 Gedekt door de duisternis slopen David en Abisai tussen de soldaten door. Daar, omringd door Abner en de soldaten, lag Saul te slapen, met zijn speer naast zijn hoofd in de grond gestoken. 8 ‘Vandaag heeft God je vijand aan je uitgeleverd, ‘zei Abisai tegen David. ‘Laat mij hem met zijn eigen speer aan de grond nagelen. Eén gerichte stoot en het is met hem gedaan.’ 9 ‘Nee, dood hem niet, ‘antwoordde David. ‘Niemand heft ongestraft zijn hand op tegen de gezalfde van de HEER. 10 Zo waar de HEER leeft, hijzelf zal Saul treffen: hetzij doordat hij een natuurlijke dood sterft wanneer zijn tijd gekomen is, hetzij doordat hij ten oorlog trekt en sneuvelt. 11 De HEER verhoede dat ik mijn hand ophef tege

Omringen

Afbeelding
1Samuël 26:6-12. Door wie laat jij je omringen tegen de dreiging van de tegenstanders van God? 6 ‘Wie gaat er met me mee het kamp in, naar Saul?’ vroeg hij aan zijn metgezellen, de Hethiet Achimelech en Abisai, die een zoon van Seruja was en een broer van Joab. ‘Ik ga mee, ‘antwoordde Abisai. 7 Gedekt door de duisternis slopen David en Abisai tussen de soldaten door. Daar, omringd door Abner en de soldaten, lag Saul te slapen, met zijn speer naast zijn hoofd in de grond gestoken. 8 ‘Vandaag heeft God je vijand aan je uitgeleverd, ‘zei Abisai tegen David. ‘Laat mij hem met zijn eigen speer aan de grond nagelen. Eén gerichte stoot en het is met hem gedaan.’ 9 ‘Nee, dood hem niet, ‘antwoordde David. ‘Niemand heft ongestraft zijn hand op tegen de gezalfde van de HEER. 10 Zo waar de HEER leeft, hijzelf zal Saul treffen: hetzij doordat hij een natuurlijke dood sterft wanneer zijn tijd gekomen is, hetzij doordat hij ten oorlog trekt en sneuvelt. 11 De HEER verhoede dat ik mijn hand ophef

Verkenners

1Samuël 26:1-5. Hoe kom jij te weten waar de duistere machten zich bevinden die het gemunt hebben op de kinderen van God? 1 Enkele inwoners van Zif waren naar Gibea gegaan om Saul te vertellen: ‘Weet u wel dat David zich schuilhoudt op de Chachila, tegenover de Jesimon?’ 2 Onmiddellijk vertrok Saul met drieduizend man, die tot de beste soldaten van Israël behoorden, naar de woestijn van Zif om David te zoeken. 3 Op de Chachila aangekomen sloeg hij zijn kamp op langs de kant van de weg. David, die daar in de buurt verbleef, merkte dat Saul achter hem aan was gekomen 4 en stuurde verkenners uit. Zodra hij zeker wist waar Saul zich bevond, 5 ging hij naar de plaats waar die zijn kamp had opgeslagen. Daar zag hij Saul liggen, naast zijn legeraanvoerder Abner, de zoon van Ner. Saul lag in het midden van het kamp; daaromheen waren de soldaten gelegerd. 

Verkenners

1Samuël 26:1-5. Hoe kom jij te weten waar de duistere machten zich bevinden die het gemunt hebben op de kinderen van God? 1 Enkele inwoners van Zif waren naar Gibea gegaan om Saul te vertellen: ‘Weet u wel dat David zich schuilhoudt op de Chachila, tegenover de Jesimon?’ 2 Onmiddellijk vertrok Saul met drieduizend man, die tot de beste soldaten van Israël behoorden, naar de woestijn van Zif om David te zoeken. 3 Op de Chachila aangekomen sloeg hij zijn kamp op langs de kant van de weg. David, die daar in de buurt verbleef, merkte dat Saul achter hem aan was gekomen 4 en stuurde verkenners uit. Zodra hij zeker wist waar Saul zich bevond, 5 ging hij naar de plaats waar die zijn kamp had opgeslagen. Daar zag hij Saul liggen, naast zijn legeraanvoerder Abner, de zoon van Ner. Saul lag in het midden van het kamp; daaromheen waren de soldaten gelegerd. 

Opgenomen

Afbeelding
1Samuël 25:36-44. Wie neemt het voor jou op? 36 Bij haar thuiskomst zag Abigaïl dat Nabal een feestmaal had aangericht, het leek wel een koningsmaal. Hij had zeer veel gedronken en de wijn was hem naar het hoofd gestegen, daarom repte ze die avond met geen woord van het gebeurde. 37 De volgende ochtend, toen Nabal zijn roes had uitgeslapen, vertelde ze hem wat ze had gedaan. Zijn hart bleef stilstaan in zijn borst, en hij zakte roerloos in elkaar. 38 Tien dagen later trof de HEER Nabal zo zwaar dat hij bezweek. 39 Toen David hoorde dat Nabal dood was, zei hij: ‘Geprezen zij de HEER; hij heeft het voor mij opgenomen tegen Nabal, die me zo beledigd heeft. Op die manier heeft hij mij ervan weerhouden iets verkeerds te doen en heeft hij toch Nabal zijn verdiende loon gegeven.’ Daarop stuurde hij boden naar Abigaïl om haar ten huwelijk te vragen. 40 In Karmel aangekomen zeiden Davids dienaren tegen Abigaïl: ‘David heeft ons gestuurd om u te vragen zijn vrouw te worden.’ 41 Abigaïl knielde n

Opgenomen

Afbeelding
1Samuël 25:36-44. Wie neemt het voor jou op? 36 Bij haar thuiskomst zag Abigaïl dat Nabal een feestmaal had aangericht, het leek wel een koningsmaal. Hij had zeer veel gedronken en de wijn was hem naar het hoofd gestegen, daarom repte ze die avond met geen woord van het gebeurde. 37 De volgende ochtend, toen Nabal zijn roes had uitgeslapen, vertelde ze hem wat ze had gedaan. Zijn hart bleef stilstaan in zijn borst, en hij zakte roerloos in elkaar. 38 Tien dagen later trof de HEER Nabal zo zwaar dat hij bezweek. 39 Toen David hoorde dat Nabal dood was, zei hij: ‘Geprezen zij de HEER; hij heeft het voor mij opgenomen tegen Nabal, die me zo beledigd heeft. Op die manier heeft hij mij ervan weerhouden iets verkeerds te doen en heeft hij toch Nabal zijn verdiende loon gegeven.’ Daarop stuurde hij boden naar Abigaïl om haar ten huwelijk te vragen. 40 In Karmel aangekomen zeiden Davids dienaren tegen Abigaïl: ‘David heeft ons gestuurd om u te vragen zijn vrouw te worden.’ 41 Abigaïl knie

Gerust

Afbeelding
1Samuël 25:32-35. Wat maakt dat jij gerust deze nieuwe dag in kan gaan? 32 David antwoordde: ‘Ik dank de HEER, de God van Israël, dat hij u vandaag op mijn weg heeft gestuurd. 33 En u dank ik voor uw verstandig optreden van zojuist, waarmee u hebt voorkomen dat ik het recht in eigen hand nam en me schuldig zou maken aan moord. 34 Maar zo waar de HEER leeft, de God van Israël, die me ervan heeft weerhouden om u kwaad te doen, als u niet zo snel naar me toe was gekomen, was er van Nabals familie morgenvroeg niemand van het mannelijk geslacht meer in leven geweest!’ 35 En hij aanvaardde haar geschenken met de woorden: ‘Ga gerust naar huis; ik heb uw woorden aangehoord en uw verontschuldigingen aanvaard.’ Wees gerust!

Gerust

Afbeelding
1Samuël 25:32-35. Wat maakt dat jij gerust deze nieuwe dag in kan gaan? 32 David antwoordde: ‘Ik dank de HEER, de God van Israël, dat hij u vandaag op mijn weg heeft gestuurd. 33 En u dank ik voor uw verstandig optreden van zojuist, waarmee u hebt voorkomen dat ik het recht in eigen hand nam en me schuldig zou maken aan moord. 34 Maar zo waar de HEER leeft, de God van Israël, die me ervan heeft weerhouden om u kwaad te doen, als u niet zo snel naar me toe was gekomen, was er van Nabals familie morgenvroeg niemand van het mannelijk geslacht meer in leven geweest!’ 35 En hij aanvaardde haar geschenken met de woorden: ‘Ga gerust naar huis; ik heb uw woorden aangehoord en uw verontschuldigingen aanvaard.’ Wees gerust!

Steentje

Afbeelding
1Samuël 25:18-31. In welke buidel is het steentje van jouw leven veilig geborgen? 18 Haastig liet Abigaïl tweehonderd broden, twee zakken wijn, gedroogd vlees van vijf schapen, vijf schepel geroosterd graan, honderd plakken rozijnen en tweehonderd plakken gedroogde vijgen op ezels laden 19 en ging zonder met haar man te overleggen op weg. ‘Rijden jullie voor me uit, ‘beval ze haar knechten, ‘ik kom achter jullie aan.’ 20 Abigaïl reed op haar ezel door de kloof, terwijl David en zijn mannen van de andere kant optrokken. Omdat ze door de bergwand aan het zicht onttrokken was, werd David door haar komst verrast. 21 Hij was nog steeds vreselijk kwaad: ‘Wat denkt die vent wel? Heb ik daarom al die tijd zijn bezittingen beschermd? Ik had het net zo goed kunnen laten! Nog niet één schaap is hij kwijt, en wat krijg ik? Stank voor dank! 22 God mag met me doen wat hij wil als ik morgenvroeg van zijn familie ook maar iemand van het mannelijk geslacht in leven heb gelaten!’ 23 (23–24) Zodra Abigaï

Steentje

Afbeelding
1Samuël 25:18-31. In welke buidel is het steentje van jouw leven veilig geborgen? 18 Haastig liet Abigaïl tweehonderd broden, twee zakken wijn, gedroogd vlees van vijf schapen, vijf schepel geroosterd graan, honderd plakken rozijnen en tweehonderd plakken gedroogde vijgen op ezels laden 19 en ging zonder met haar man te overleggen op weg. ‘Rijden jullie voor me uit, ‘beval ze haar knechten, ‘ik kom achter jullie aan.’ 20 Abigaïl reed op haar ezel door de kloof, terwijl David en zijn mannen van de andere kant optrokken. Omdat ze door de bergwand aan het zicht onttrokken was, werd David door haar komst verrast. 21 Hij was nog steeds vreselijk kwaad: ‘Wat denkt die vent wel? Heb ik daarom al die tijd zijn bezittingen beschermd? Ik had het net zo goed kunnen laten! Nog niet één schaap is hij kwijt, en wat krijg ik? Stank voor dank! 22 God mag met me doen wat hij wil als ik morgenvroeg van zijn familie ook maar iemand van het mannelijk geslacht in leven heb gelaten!’ 23 (23–24) Zodra A

Goed behandeld

Afbeelding
1Samuël 25:12-17. Hoe behandelt God jou en hoe behandel jij je naaste? 12 Davids knechten gingen onverrichter zake terug en vertelden David wat Nabal had gezegd. 13 Daarop beval David zijn mannen: ‘Te wapen!’ Allen gordden hun zwaard om, ook David zelf, en met vierhonderd man trokken ze onder aanvoering van David naar Karmel op; tweehonderd man bleven achter om het kamp te bewaken. 14 Intussen was Nabals vrouw Abigaïl door een van de knechten op de hoogte gesteld. ‘David heeft uit de woestijn boden gestuurd om onze heer te groeten, ‘zei hij, ‘maar die is tegen hen uitgevaren. 15 En dat terwijl David en zijn mannen ons juist zo goed behandeld hebben: ze hebben ons niet lastiggevallen en al die tijd dat we in hun buurt rondtrokken om de schapen te weiden is ons niets ontvreemd. 16 Ze zijn juist dag en nacht als een muur om ons heen geweest, al die tijd dat we in hun buurt onze kudde hoedden. 17 U moet er iets op verzinnen, want nu onze heer, die onheilstichter, zo’n toon tegen hem heeft

Goed behandeld

Afbeelding
1Samuël 25:12-17. Hoe behandelt God jou en hoe behandel jij je naaste? 12 Davids knechten gingen onverrichter zake terug en vertelden David wat Nabal had gezegd. 13 Daarop beval David zijn mannen: ‘Te wapen!’ Allen gordden hun zwaard om, ook David zelf, en met vierhonderd man trokken ze onder aanvoering van David naar Karmel op; tweehonderd man bleven achter om het kamp te bewaken. 14 Intussen was Nabals vrouw Abigaïl door een van de knechten op de hoogte gesteld. ‘David heeft uit de woestijn boden gestuurd om onze heer te groeten, ‘zei hij, ‘maar die is tegen hen uitgevaren. 15 En dat terwijl David en zijn mannen ons juist zo goed behandeld hebben: ze hebben ons niet lastiggevallen en al die tijd dat we in hun buurt rondtrokken om de schapen te weiden is ons niets ontvreemd. 16 Ze zijn juist dag en nacht als een muur om ons heen geweest, al die tijd dat we in hun buurt onze kudde hoedden. 17 U moet er iets op verzinnen, want nu onze heer, die onheilstichter, zo’n toon tegen hem h

Hard en gewetenloos

Afbeelding
1Samuël 25:1-11. Wat doen harde en gewetenloze mensen met jou en hoe ga je met ze om? 1 Omstreeks die tijd kwam Samuël te overlijden. Heel Israël kwam bijeen om over hem te rouwen. Hij werd begraven bij zijn huis in Rama.  David trok verder, naar de woestijn van Paran. 2 Nu woonde er in Maon iemand die zijn bedrijf in Karmel had. Hij was schatrijk: hij bezat drieduizend stuks schapen en duizend geiten. Hij was voor het scheren van de schapen naar Karmel gekomen. 3 Zijn naam was Nabal en zijn vrouw heette Abigaïl. Zij had een helder verstand en was mooi om te zien; hij was hard en gewetenloos. Hij was een nakomeling van Kaleb. 4 Toen David in de woestijn hoorde dat bij Nabal de schapen werden geschoren, 5 stuurde hij tien van zijn knechten naar Karmel met de opdracht: ‘Ga naar Nabal en breng hem mijn groeten over. 6 Zeg hem uit mijn naam: “Ik wens u en uw familie en uw bedrijf alle goeds, ook voor volgend jaar. 7 Ik heb gehoord dat ze uw schapen aan het scheren zijn. Nu zit het zo: toen

Hard en gewetenloos

Afbeelding
1Samuël 25:1-11. Wat doen harde en gewetenloze mensen met jou en hoe ga je met ze om? 1 Omstreeks die tijd kwam Samuël te overlijden. Heel Israël kwam bijeen om over hem te rouwen. Hij werd begraven bij zijn huis in Rama.  David trok verder, naar de woestijn van Paran. 2 Nu woonde er in Maon iemand die zijn bedrijf in Karmel had. Hij was schatrijk: hij bezat drieduizend stuks schapen en duizend geiten. Hij was voor het scheren van de schapen naar Karmel gekomen. 3 Zijn naam was Nabal en zijn vrouw heette Abigaïl. Zij had een helder verstand en was mooi om te zien; hij was hard en gewetenloos. Hij was een nakomeling van Kaleb. 4 Toen David in de woestijn hoorde dat bij Nabal de schapen werden geschoren, 5 stuurde hij tien van zijn knechten naar Karmel met de opdracht: ‘Ga naar Nabal en breng hem mijn groeten over. 6 Zeg hem uit mijn naam: “Ik wens u en uw familie en uw bedrijf alle goeds, ook voor volgend jaar. 7 Ik heb gehoord dat ze uw schapen aan het scheren zijn. Nu zit het z