Posts

Posts uit februari, 2015 tonen

Zaadlozing

Leviticus 15:16-18. Voor de mannen: Wat zijn jouw principes tav seksualiteit an waar baseer je die op? Hoe denk je bijvoorbeeld over zelfbevrediging? 16 Wanneer een man een zaadlozing heeft gehad, moet hij zijn kleren en zijn hele lichaam met water wassen en blijft hij tot de avond onrein. 17 Alles van stof of leer waarop het zaad is terechtgekomen, moet met water worden gewassen en blijft tot de avond onrein. 18 Wanneer een man en een vrouw gemeenschap hebben gehad en er bij de man een zaadlozing heeft plaatsgevonden, moeten beiden zich met water wassen en blijven ze tot de avond onrein. 

Zaadlozing

Leviticus 15:16-18. Voor de mannen: Wat zijn jouw principes tav seksualiteit an waar baseer je die op? Hoe denk je bijvoorbeeld over zelfbevrediging? 16 Wanneer een man een zaadlozing heeft gehad, moet hij zijn kleren en zijn hele lichaam met water wassen en blijft hij tot de avond onrein. 17 Alles van stof of leer waarop het zaad is terechtgekomen, moet met water worden gewassen en blijft tot de avond onrein. 18 Wanneer een man en een vrouw gemeenschap hebben gehad en er bij de man een zaadlozing heeft plaatsgevonden, moeten beiden zich met water wassen en blijven ze tot de avond onrein. 

Huis

Leviticus 14:33-57. In hoeverre zijn onze huizen vatbaar voor zonde en wat kun je daar tegen doen? 33 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 34 ‘Wanneer jullie eenmaal in Kanaän zijn, het land dat ik jullie in bezit zal geven, en ik daar een huis door vraat laat aantasten, 35 moet de eigenaar bij de priester melden dat zijn huis is aangetast. 36 De priester moet het huis laten ontruimen voordat hij het verschijnsel komt onderzoeken; zo voorkomt hij dat alles wat zich in het huis bevindt onrein verklaard moet worden. Vervolgens komt de priester het aangetaste huis onderzoeken. 37 Als hij vaststelt dat er groen- of roodachtige putjes in de muren zijn ingevreten, 38 gaat hij naar buiten en verbiedt voor zeven dagen de toegang tot het huis. 39 Op de zevende dag komt hij terug om te zien of de muren van het huis verder zijn aangetast. Als dat zo is, 40 moet hij de aangetaste stenen laten wegbreken en ze laten weggooien buiten de stad, op een onreine plaats. 41 Vanbinnen moeten de muren van het h

Huis

Leviticus 14:33-57. In hoeverre zijn onze huizen vatbaar voor zonde en wat kun je daar tegen doen? 33 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 34 ‘Wanneer jullie eenmaal in Kanaän zijn, het land dat ik jullie in bezit zal geven, en ik daar een huis door vraat laat aantasten, 35 moet de eigenaar bij de priester melden dat zijn huis is aangetast. 36 De priester moet het huis laten ontruimen voordat hij het verschijnsel komt onderzoeken; zo voorkomt hij dat alles wat zich in het huis bevindt onrein verklaard moet worden. Vervolgens komt de priester het aangetaste huis onderzoeken. 37 Als hij vaststelt dat er groen- of roodachtige putjes in de muren zijn ingevreten, 38 gaat hij naar buiten en verbiedt voor zeven dagen de toegang tot het huis. 39 Op de zevende dag komt hij terug om te zien of de muren van het huis verder zijn aangetast. Als dat zo is, 40 moet hij de aangetaste stenen laten wegbreken en ze laten weggooien buiten de stad, op een onreine plaats. 41 Vanbinnen moeten de muren van het h

Arm

Leviticus 14:21-32. Wat is jouw houding t.o.v. de armen? 21 Als de persoon in kwestie arm is en zich dit alles niet kan veroorloven, moet hij één jonge ram meenemen, die voor het voltrekken van de verzoeningsrite als hersteloffer omhoog moet worden geheven, een tiende efa tarwebloem vermengd met olijfolie als graanoffer, een maat olijfolie 22 en twee tortelduiven of twee jonge gewone duiven – al naargelang hij zich kan veroorloven – één als reinigingsoffer en één als brandoffer. 23 Hij brengt alles op de achtste dag van zijn reiniging naar de priester, bij de ingang van de ontmoetingstent. Daar, ten overstaan van de HEER, 24 moet de priester de ram en de olie nemen en die ten overstaan van de HEER omhoogheffen. 25 De ram voor het hersteloffer wordt geslacht, en de priester neemt wat bloed van het offerdier en strijkt dat aan de rechteroorlel van degene aan wie de reiniging wordt voltrokken, op de duim van zijn rechterhand en op de grote teen van zijn rechtervoet. 26 Daarna giet de prie

Arm

Leviticus 14:21-32. Wat is jouw houding t.o.v. de armen? 21 Als de persoon in kwestie arm is en zich dit alles niet kan veroorloven, moet hij één jonge ram meenemen, die voor het voltrekken van de verzoeningsrite als hersteloffer omhoog moet worden geheven, een tiende efa tarwebloem vermengd met olijfolie als graanoffer, een maat olijfolie 22 en twee tortelduiven of twee jonge gewone duiven – al naargelang hij zich kan veroorloven – één als reinigingsoffer en één als brandoffer. 23 Hij brengt alles op de achtste dag van zijn reiniging naar de priester, bij de ingang van de ontmoetingstent. Daar, ten overstaan van de HEER, 24 moet de priester de ram en de olie nemen en die ten overstaan van de HEER omhoogheffen. 25 De ram voor het hersteloffer wordt geslacht, en de priester neemt wat bloed van het offerdier en strijkt dat aan de rechteroorlel van degene aan wie de reiniging wordt voltrokken, op de duim van zijn rechterhand en op de grote teen van zijn rechtervoet. 26 Daarna giet de prie

Verzoeningsrite

Leviticus 14:10-20. Ik moest bij het lezen van dit gedeelte denken aan Jacobus 5. Welke verbanden zie jij? 10 Op de achtste dag moet hij twee jonge rammen zonder enig gebrek en een eenjarige ooi zonder enig gebrek meenemen, en als graanoffer drie tiende efa tarwebloem vermengd met olijfolie, en een maat olijfolie. 11 De priester die de reiniging voltrekt, moet hem met zijn offergaven naar de ingang van de ontmoetingstent brengen en hem daar, ten overstaan van de HEER, laten plaatsnemen. 12 De priester neemt een van de jonge rammen en biedt die samen met de olie als hersteloffer aan de HEER aan, na het offer ten overstaan van de HEER omhoog te hebben geheven. 13 De ram moet worden geslacht op de plaats in het heiligdom waar de dieren voor het reinigingsoffer en het brandoffer geslacht worden, want net als het reinigingsoffer is het hersteloffer bestemd voor de priester; het is allerheiligst. 14 De priester strijkt wat van het bloed van het offerdier aan de rechteroorlel van degene aan w

Verzoeningsrite

Leviticus 14:10-20. Ik moest bij het lezen van dit gedeelte denken aan Jacobus 5. Welke verbanden zie jij? 10 Op de achtste dag moet hij twee jonge rammen zonder enig gebrek en een eenjarige ooi zonder enig gebrek meenemen, en als graanoffer drie tiende efa tarwebloem vermengd met olijfolie, en een maat olijfolie. 11 De priester die de reiniging voltrekt, moet hem met zijn offergaven naar de ingang van de ontmoetingstent brengen en hem daar, ten overstaan van de HEER, laten plaatsnemen. 12 De priester neemt een van de jonge rammen en biedt die samen met de olie als hersteloffer aan de HEER aan, na het offer ten overstaan van de HEER omhoog te hebben geheven. 13 De ram moet worden geslacht op de plaats in het heiligdom waar de dieren voor het reinigingsoffer en het brandoffer geslacht worden, want net als het reinigingsoffer is het hersteloffer bestemd voor de priester; het is allerheiligst. 14 De priester strijkt wat van het bloed van het offerdier aan de rechteroorlel van degene aan w

Rein

Leviticus 14:1-9. Dood, levend en rein. Voor mij drie kernwoorden die mij doen denken aan Jezus. Waar denk jij aan bij deze drie woorden? 1 De HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Dit zijn de voorschriften die van toepassing zijn wanneer iemand die door huidvraat getroffen is, weer rein kan worden verklaard. Zo iemand moet naar de priester worden gebracht, 3 en de priester moet buiten het kamp onderzoeken of hij van zijn huidvraat genezen is. Als dat zo is, 4 moet de priester opdracht geven om voor degene aan wie de reiniging moet worden voltrokken twee levende, reine vogels te halen, en cederhout, karmozijn en majoraan. 5 De ene vogel laat hij slachten boven een met bronwater gevulde aarden schaal. 6 De andere, levende vogel moet hij, net als het cederhout, het karmozijn en de majoraan, in het bloed van de boven het bronwater geslachte vogel dopen, 7 en met dat bloed moet hij degene die na zijn huidvraat moet worden gereinigd zevenmaal besprenkelen. Daarna verklaart hij hem rein. De levende vogel

Rein

Leviticus 14:1-9. Dood, levend en rein. Voor mij drie kernwoorden die mij doen denken aan Jezus. Waar denk jij aan bij deze drie woorden? 1 De HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Dit zijn de voorschriften die van toepassing zijn wanneer iemand die door huidvraat getroffen is, weer rein kan worden verklaard. Zo iemand moet naar de priester worden gebracht, 3 en de priester moet buiten het kamp onderzoeken of hij van zijn huidvraat genezen is. Als dat zo is, 4 moet de priester opdracht geven om voor degene aan wie de reiniging moet worden voltrokken twee levende, reine vogels te halen, en cederhout, karmozijn en majoraan. 5 De ene vogel laat hij slachten boven een met bronwater gevulde aarden schaal. 6 De andere, levende vogel moet hij, net als het cederhout, het karmozijn en de majoraan, in het bloed van de boven het bronwater geslachte vogel dopen, 7 en met dat bloed moet hij degene die na zijn huidvraat moet worden gereinigd zevenmaal besprenkelen. Daarna verklaart hij hem rein. De levende vogel

Voorwerpen

Leviticus 13:47-59. Heb jij voorwerpen die je beter weg zou kunnen doen en waarom dan? 47 Als er plekken op wollen of linnen stof verschijnen, 48 of op ketting- of inslaggaren van linnen of wol, of op leer of op iets dat van leer gemaakt is, 49 en die plekken op de stof, het leer of het garen of het leren voorwerp zijn groen- of roodachtig, zou het desbetreffende voorwerp aangetast kunnen zijn door vraat en moet het aan de priester worden getoond. 50 De priester moet ernaar kijken en het aangetaste voorwerp zeven dagen apart houden. 51 Op de zevende dag onderzoekt hij het voorwerp opnieuw. Als hij vaststelt dat de plek op de stof, het garen of op het leren voorwerp zich in die tijd heeft uitgebreid, is het vraat. Het voorwerp is dan onrein. 52 In dat geval moet hij de stof, het linnen of wollen garen of het aangetaste leren voorwerp verbranden. Aangezien het vraat betreft, moet het voorwerp in het vuur worden verbrand. 53 Maar als de priester ziet dat de plek op de stof, het garen of h

Voorwerpen

Leviticus 13:47-59. Heb jij voorwerpen die je beter weg zou kunnen doen en waarom dan? 47 Als er plekken op wollen of linnen stof verschijnen, 48 of op ketting- of inslaggaren van linnen of wol, of op leer of op iets dat van leer gemaakt is, 49 en die plekken op de stof, het leer of het garen of het leren voorwerp zijn groen- of roodachtig, zou het desbetreffende voorwerp aangetast kunnen zijn door vraat en moet het aan de priester worden getoond. 50 De priester moet ernaar kijken en het aangetaste voorwerp zeven dagen apart houden. 51 Op de zevende dag onderzoekt hij het voorwerp opnieuw. Als hij vaststelt dat de plek op de stof, het garen of op het leren voorwerp zich in die tijd heeft uitgebreid, is het vraat. Het voorwerp is dan onrein. 52 In dat geval moet hij de stof, het linnen of wollen garen of het aangetaste leren voorwerp verbranden. Aangezien het vraat betreft, moet het voorwerp in het vuur worden verbrand. 53 Maar als de priester ziet dat de plek op de stof, het garen of h

Onrein! Onrein!

Leviticus 13:29-46. Probeer je eens in te leven. Wat betekent het voor mensen om zo in afzondering te moeten leven vanwege een ziekte? Ken je voorbeelden uit je eigen netwerk? Wat zou je voor ze kunnen betekenen? 29 Als iemand een aandoening onder zijn of haar hoofdhaar heeft, of een aandoening onder zijn baard, 30 moet de priester ernaar kijken. Als hij vaststelt dat de aandoening diep in de huid ligt en het haar op de aangetaste plek geel en dun is, moet hij de betreffende persoon onrein verklaren. Het is dan een ziekelijke uitslag, huidvraat aan hoofd of kin. 31 Als de priester echter vaststelt dat de plek niet diep in de huid ligt maar er toch geen donker haar op groeit, moet hij hem zeven dagen afzonderen. 32 Op de zevende dag onderzoekt de priester hem opnieuw. Als blijkt dat de uitslag zich in die tijd niet heeft uitgebreid, het haar op de aangetaste plek niet geel geworden is en de plek niet diep in de huid ligt, 33 moet de persoon in kwestie al het haar rond de aangetaste plek

Onrein! Onrein!

Leviticus 13:29-46. Probeer je eens in te leven. Wat betekent het voor mensen om zo in afzondering te moeten leven vanwege een ziekte? Ken je voorbeelden uit je eigen netwerk? Wat zou je voor ze kunnen betekenen? 29 Als iemand een aandoening onder zijn of haar hoofdhaar heeft, of een aandoening onder zijn baard, 30 moet de priester ernaar kijken. Als hij vaststelt dat de aandoening diep in de huid ligt en het haar op de aangetaste plek geel en dun is, moet hij de betreffende persoon onrein verklaren. Het is dan een ziekelijke uitslag, huidvraat aan hoofd of kin. 31 Als de priester echter vaststelt dat de plek niet diep in de huid ligt maar er toch geen donker haar op groeit, moet hij hem zeven dagen afzonderen. 32 Op de zevende dag onderzoekt de priester hem opnieuw. Als blijkt dat de uitslag zich in die tijd niet heeft uitgebreid, het haar op de aangetaste plek niet geel geworden is en de plek niet diep in de huid ligt, 33 moet de persoon in kwestie al het haar rond de aangetaste plek

Opgelopen

Leviticus 13:24-28. Wat kun jij betekenen voor mensen uit jouw sociale netwerk die een ernstige ziekte hebben opgelopen? 24 Als iemand een brandwond heeft opgelopen en de gewonde plek wordt bleekrood of wit, 25 moet de priester ernaar kijken. Als hij vaststelt dat het haar op de plek wit geworden is en dat de plek diep in de huid ligt, is er huidvraat ontstaan op de plaats van de brandwond en moet hij die persoon onrein verklaren. Dan is het huidvraat. 26 Als de priester vaststelt dat het haar op de lichte plek niet wit is, de plek niet diep in de huid ligt en dof is, moet hij hem zeven dagen afzonderen. 27 Op de zevende dag onderzoekt de priester hem opnieuw. Als de plek zich in die tijd heeft uitgebreid, moet de priester hem onrein verklaren. Dan is het huidvraat. 28 Maar als de lichte plek zich niet heeft uitgebreid en de huid niet verder heeft aangetast en dof gebleven is, is het gewoon een zwelling als gevolg van de brandwond en moet de priester hem rein verklaren. De plek is dan

Opgelopen

Leviticus 13:24-28. Wat kun jij betekenen voor mensen uit jouw sociale netwerk die een ernstige ziekte hebben opgelopen? 24 Als iemand een brandwond heeft opgelopen en de gewonde plek wordt bleekrood of wit, 25 moet de priester ernaar kijken. Als hij vaststelt dat het haar op de plek wit geworden is en dat de plek diep in de huid ligt, is er huidvraat ontstaan op de plaats van de brandwond en moet hij die persoon onrein verklaren. Dan is het huidvraat. 26 Als de priester vaststelt dat het haar op de lichte plek niet wit is, de plek niet diep in de huid ligt en dof is, moet hij hem zeven dagen afzonderen. 27 Op de zevende dag onderzoekt de priester hem opnieuw. Als de plek zich in die tijd heeft uitgebreid, moet de priester hem onrein verklaren. Dan is het huidvraat. 28 Maar als de lichte plek zich niet heeft uitgebreid en de huid niet verder heeft aangetast en dof gebleven is, is het gewoon een zwelling als gevolg van de brandwond en moet de priester hem rein verklaren. De plek is dan

Afzonderen

Leviticus 13:18-23. Momenteel heerst er een ebola epidemie in West Afrika. Deze zieken worden ook afgezonderd. Wat doet dat met jou? 18 Als er een zweer op iemands huid verschijnt die weer geneest, 19 maar er op de plaats van de zweer een witte of bleekrode zwelling of vlek ontstaat, moet die persoon zich door de priester laten onderzoeken. 20 Als de priester vaststelt dat de plek diep in de huid ligt en het haar erop wit geworden is, moet hij hem onrein verklaren. Er is dan op de plek van de zweer huidvraat ontstaan. 21 Maar als de priester bij het bekijken van de plek vaststelt dat het haar niet wit is, de plek niet diep in de huid ligt en dof is, moet hij hem zeven dagen afzonderen. 22 Als de vlek zich in die tijd heeft uitgebreid, moet de priester hem onrein verklaren. Dan is het huidvraat. 23 Maar als de lichte plek zich niet heeft uitgebreid en de huid niet verder heeft aangetast, is het een litteken van de zweer en moet de priester hem rein verklaren.

Afzonderen

Leviticus 13:18-23. Momenteel heerst er een ebola epidemie in West Afrika. Deze zieken worden ook afgezonderd. Wat doet dat met jou? 18 Als er een zweer op iemands huid verschijnt die weer geneest, 19 maar er op de plaats van de zweer een witte of bleekrode zwelling of vlek ontstaat, moet die persoon zich door de priester laten onderzoeken. 20 Als de priester vaststelt dat de plek diep in de huid ligt en het haar erop wit geworden is, moet hij hem onrein verklaren. Er is dan op de plek van de zweer huidvraat ontstaan. 21 Maar als de priester bij het bekijken van de plek vaststelt dat het haar niet wit is, de plek niet diep in de huid ligt en dof is, moet hij hem zeven dagen afzonderen. 22 Als de vlek zich in die tijd heeft uitgebreid, moet de priester hem onrein verklaren. Dan is het huidvraat. 23 Maar als de lichte plek zich niet heeft uitgebreid en de huid niet verder heeft aangetast, is het een litteken van de zweer en moet de priester hem rein verklaren.

Gebracht

Leviticus 13:9-17. Wat kun jij betekenen voor de zieken? 9 Wanneer iemand dus aan een aandoening lijdt die aan huidvraat doet denken, moet hij naar de priester worden gebracht. 10 Als de priester een witte zwelling op de huid ziet, met wit haar erop, en er een rauwe plek ontstaan is, 11 is het huidvraat in een vergevorderd stadium en moet de priester hem onrein verklaren. Hij hoeft hem niet af te zonderen, want hij is onmiskenbaar onrein. 12-13 Wanneer het ernaaruit ziet dat de aandoening zich over het hele lichaam heeft uitgebreid, moet de priester de betreffende persoon nader onderzoeken. Als hij vaststelt dat de aandoening het lichaam inderdaad van hoofd tot voeten heeft aangetast, moet hij hem rein verklaren. Aangezien hij helemaal wit is geworden, is hij rein. 14 Maar zodra er rauwe plekken bij hem te zien zijn, is hij onrein. 15 Als de priester een rauwe plek ziet, moet hij hem onrein verklaren. De rauwe plek is onrein, het is een teken van huidvraat. 16 Maar als de rauwe plek we

Gebracht

Leviticus 13:9-17. Wat kun jij betekenen voor de zieken? 9 Wanneer iemand dus aan een aandoening lijdt die aan huidvraat doet denken, moet hij naar de priester worden gebracht. 10 Als de priester een witte zwelling op de huid ziet, met wit haar erop, en er een rauwe plek ontstaan is, 11 is het huidvraat in een vergevorderd stadium en moet de priester hem onrein verklaren. Hij hoeft hem niet af te zonderen, want hij is onmiskenbaar onrein. 12-13 Wanneer het ernaaruit ziet dat de aandoening zich over het hele lichaam heeft uitgebreid, moet de priester de betreffende persoon nader onderzoeken. Als hij vaststelt dat de aandoening het lichaam inderdaad van hoofd tot voeten heeft aangetast, moet hij hem rein verklaren. Aangezien hij helemaal wit is geworden, is hij rein. 14 Maar zodra er rauwe plekken bij hem te zien zijn, is hij onrein. 15 Als de priester een rauwe plek ziet, moet hij hem onrein verklaren. De rauwe plek is onrein, het is een teken van huidvraat. 16 Maar als de rauwe plek we

Geboorte

Leviticus 12:1-8. Hoe wordt er bij jullie in de gemeente gezorgd voor kraamvrouwen na de geboorte van een zoon of dochter? 1 De HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer een vrouw een kind baart en het is een jongen, blijft ze zeven dagen onrein; ze is dan op dezelfde manier onrein als tijdens haar menstruatie. 3 Op de achtste dag moet het kind besneden worden. 4 Daarna duurt het nog drieëndertig dagen voor ze rein is na haar bloeding bij de bevalling; tijdens deze periode mag ze niets aanraken dat heilig is en de HEER toebehoort, en mag ze het heiligdom niet binnengaan. 5 Wanneer ze een dochter baart, blijft ze veertien dagen onrein; ze is dan op dezelfde manier onrein als tijdens haar menstruatie. Daarna duurt het nog zesenzestig dagen voor ze rein is na haar bloeding bij de bevalling. 6 Wanneer de periode van haar reiniging is verstreken, moet ze – of ze nu van een zoon of van een dochter bevallen is – een eenjarige ram als brandoffer aanbieden en een jonge gewone

Geboorte

Leviticus 12:1-8. Hoe wordt er bij jullie in de gemeente gezorgd voor kraamvrouwen na de geboorte van een zoon of dochter? 1 De HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer een vrouw een kind baart en het is een jongen, blijft ze zeven dagen onrein; ze is dan op dezelfde manier onrein als tijdens haar menstruatie. 3 Op de achtste dag moet het kind besneden worden. 4 Daarna duurt het nog drieëndertig dagen voor ze rein is na haar bloeding bij de bevalling; tijdens deze periode mag ze niets aanraken dat heilig is en de HEER toebehoort, en mag ze het heiligdom niet binnengaan. 5 Wanneer ze een dochter baart, blijft ze veertien dagen onrein; ze is dan op dezelfde manier onrein als tijdens haar menstruatie. Daarna duurt het nog zesenzestig dagen voor ze rein is na haar bloeding bij de bevalling. 6 Wanneer de periode van haar reiniging is verstreken, moet ze – of ze nu van een zoon of van een dochter bevallen is – een eenjarige ram als brandoffer aanbieden en een jonge gewone

Heilig

Leviticus 11:24-47. In 1 Petrus 1:16 worden we ook opgeroepen om heilig te zijn. Hoe kun je heilig zijn/worden en wat betekent Jezus daarin voor jou? 24 Wie een kadaver van een onrein dier aanraakt, is tot de avond onrein, 25 en wie iets van zo'n kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en is tot de avond onrein. 26 Dit geldt voor alle dieren die geen volledig gespleten hoeven hebben en alle dieren die niet herkauwen; deze dieren gelden voor jullie als onrein. Wie het kadaver van zo'n dier aanraakt, wordt zelf ook onrein. 27 Ook alle zoolgangers onder de viervoetige dieren gelden voor jullie als onrein. Wie het kadaver van zo'n dier aanraakt, is tot de avond onrein, 28 en wie zo'n kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en blijft tot de avond onrein. Zulke dieren gelden voor jullie als onrein. 29 Van de kruipende dieren gelden de volgende voor jullie als onrein: blindmuizen, ratten en muizen, de verschillende soorten padden, 30 gekko's, varanen, hagedissen, skink

Heilig

Leviticus 11:24-47. In 1 Petrus 1:16 worden we ook opgeroepen om heilig te zijn. Hoe kun je heilig zijn/worden en wat betekent Jezus daarin voor jou? 24 Wie een kadaver van een onrein dier aanraakt, is tot de avond onrein, 25 en wie iets van zo'n kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en is tot de avond onrein. 26 Dit geldt voor alle dieren die geen volledig gespleten hoeven hebben en alle dieren die niet herkauwen; deze dieren gelden voor jullie als onrein. Wie het kadaver van zo'n dier aanraakt, wordt zelf ook onrein. 27 Ook alle zoolgangers onder de viervoetige dieren gelden voor jullie als onrein. Wie het kadaver van zo'n dier aanraakt, is tot de avond onrein, 28 en wie zo'n kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en blijft tot de avond onrein. Zulke dieren gelden voor jullie als onrein. 29 Van de kruipende dieren gelden de volgende voor jullie als onrein: blindmuizen, ratten en muizen, de verschillende soorten padden, 30 gekko's, varanen, hagedissen, skink

Oneetbaar

Leviticus 10:9-23. Wat eet jij wel of niet en waarom? 9 Alles wat in het water leeft, in de zee of in de rivieren, en vinnen en schubben heeft, mag je eten. 10 Maar alle kleine en grote waterdieren zonder vinnen of schubben gelden voor jullie als oneetbaar. 11 Je mag er niet van eten; ook hun kadavers moet je als weerzinwekkend beschouwen. 12 Alle waterdieren zonder vinnen en schubben gelden voor jullie als oneetbaar. 13 De volgende vogelsoorten gelden voor jullie als oneetbaar; je mag er niet van eten en moet ze als weerzinwekkend beschouwen: de vale gier, de lammergier, de zwarte gier, 14 de rode wouw en de verschillende soorten buizerds, 15 alle soorten kraaien en raven, 16 de struisvogel, de velduil, de bosuil, alle soorten valken, 17 de steenuil, de visuil, de ransuil, 18 de katuil, de dwergooruil, de visarend, 19 de ooievaar, de verschillende soorten reigers, de hop en de vleermuis. 20 Ook gevleugelde insecten gelden voor jullie als oneetbaar. 21 Van deze dieren mag je alleen die

Oneetbaar

Leviticus 10:9-23. Wat eet jij wel of niet en waarom? 9 Alles wat in het water leeft, in de zee of in de rivieren, en vinnen en schubben heeft, mag je eten. 10 Maar alle kleine en grote waterdieren zonder vinnen of schubben gelden voor jullie als oneetbaar. 11 Je mag er niet van eten; ook hun kadavers moet je als weerzinwekkend beschouwen. 12 Alle waterdieren zonder vinnen en schubben gelden voor jullie als oneetbaar. 13 De volgende vogelsoorten gelden voor jullie als oneetbaar; je mag er niet van eten en moet ze als weerzinwekkend beschouwen: de vale gier, de lammergier, de zwarte gier, 14 de rode wouw en de verschillende soorten buizerds, 15 alle soorten kraaien en raven, 16 de struisvogel, de velduil, de bosuil, alle soorten valken, 17 de steenuil, de visuil, de ransuil, 18 de katuil, de dwergooruil, de visarend, 19 de ooievaar, de verschillende soorten reigers, de hop en de vleermuis. 20 Ook gevleugelde insecten gelden voor jullie als oneetbaar. 21 Van deze dieren mag je alleen die

Onrein

Leviticus 11:1-8. Waarom zijn dieren die geen gespleten hoeven hebben en niet herkauwen onrein en gelden deze eetvoorschriften nog steeds? 1 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 2 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Dit zijn de dieren die jullie mogen eten: Van alles wat op het land leeft, mogen jullie de dieren eten 3 die gespleten hoeven hebben – dus hoeven die helemaal gedeeld zijn – en bovendien hun voedsel herkauwen. Die mag je eten. 4 Maar dieren die alleen herkauwen of alleen gespleten hoeven hebben, mag je niet eten. Kamelen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. 5 Klipdassen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. 6 Hazen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. 7 Zwijnen hebben wel volledig gespleten hoeven maar herkauwen niet en gelden daarom voor jullie als onrein. 8 Eet geen vlees dat van zulke dieren afkomstig is en raak hun kadaver

Onrein

Leviticus 11:1-8. Waarom zijn dieren die geen gespleten hoeven hebben en niet herkauwen onrein en gelden deze eetvoorschriften nog steeds? 1 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 2 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Dit zijn de dieren die jullie mogen eten: Van alles wat op het land leeft, mogen jullie de dieren eten 3 die gespleten hoeven hebben – dus hoeven die helemaal gedeeld zijn – en bovendien hun voedsel herkauwen. Die mag je eten. 4 Maar dieren die alleen herkauwen of alleen gespleten hoeven hebben, mag je niet eten. Kamelen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. 5 Klipdassen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. 6 Hazen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. 7 Zwijnen hebben wel volledig gespleten hoeven maar herkauwen niet en gelden daarom voor jullie als onrein. 8 Eet geen vlees dat van zulke dieren afkomstig is en raak hun kadaver

Eten

Leviticus 10:12-20. Als Jezus in Johannes 6:57 zegt 'wie mij eet zal leven door mij' wat bedoelt Hij daar dan mee? 12 Mozes zei tegen Aäron en zijn overgebleven zonen, Eleazar en Itamar: ‘Neem wat er over is van het graanoffer dat aan de HEER is aangeboden, en eet het in de vorm van ongedesemd brood, naast het altaar, want het is allerheiligst. 13 Jullie moeten het eten op een heilige plaats; het is voor jou en je zonen bestemd als jullie aandeel in de offergaven voor de HEER. Zo is het mij opgedragen. 14 Maar het borststuk en de rechterachterbout mogen jij en je zonen en dochters op elke reine plaats eten; ze zijn voor jou en je zonen bestemd als jullie aandeel in de vredeoffers van de Israëlieten. 15 De Israëlieten moeten behalve de vette delen ook de rechterachterbout en het borststuk naar de HEER brengen en die moeten ten overstaan van de HEER omhooggeheven worden; ze zijn voor altijd voor jou en je zonen bestemd. Zo heeft de HEER het ons opgedragen.' 16 Toen ging Mozes

Eten

Leviticus 10:12-20. Als Jezus in Johannes 6:57 zegt 'wie mij eet zal leven door mij' wat bedoelt Hij daar dan mee? 12 Mozes zei tegen Aäron en zijn overgebleven zonen, Eleazar en Itamar: ‘Neem wat er over is van het graanoffer dat aan de HEER is aangeboden, en eet het in de vorm van ongedesemd brood, naast het altaar, want het is allerheiligst. 13 Jullie moeten het eten op een heilige plaats; het is voor jou en je zonen bestemd als jullie aandeel in de offergaven voor de HEER. Zo is het mij opgedragen. 14 Maar het borststuk en de rechterachterbout mogen jij en je zonen en dochters op elke reine plaats eten; ze zijn voor jou en je zonen bestemd als jullie aandeel in de vredeoffers van de Israëlieten. 15 De Israëlieten moeten behalve de vette delen ook de rechterachterbout en het borststuk naar de HEER brengen en die moeten ten overstaan van de HEER omhooggeheven worden; ze zijn voor altijd voor jou en je zonen bestemd. Zo heeft de HEER het ons opgedragen.' 16 Toen ging Mozes

Onderscheiden

Leviticus 10:8-11. Hoe wordt jij onderricht als het gaat om het onderscheid tussen rein en onrein en heilig en niet? 8 Toen zei de HEER tegen Aäron: 9 ‘Jij en je zonen mogen geen wijn of andere drank drinken voor je naar de ontmoetingstent komt, anders sterven jullie. Deze bepaling blijft voor jullie en je nakomelingen voor altijd van kracht. 10 Jullie moeten onderscheid kunnen maken tussen wat heilig is en wat niet, tussen wat rein is en wat onrein, 11 en de Israëlieten uitleg geven over alle bepalingen die de HEER bij monde van Mozes aan hen bekendgemaakt heeft.'

Onderscheiden

Leviticus 10:8-11. Hoe wordt jij onderricht als het gaat om het onderscheid tussen rein en onrein en heilig en niet? 8 Toen zei de HEER tegen Aäron: 9 ‘Jij en je zonen mogen geen wijn of andere drank drinken voor je naar de ontmoetingstent komt, anders sterven jullie. Deze bepaling blijft voor jullie en je nakomelingen voor altijd van kracht. 10 Jullie moeten onderscheid kunnen maken tussen wat heilig is en wat niet, tussen wat rein is en wat onrein, 11 en de Israëlieten uitleg geven over alle bepalingen die de HEER bij monde van Mozes aan hen bekendgemaakt heeft.'

Sterven

Leviticus 10:4-7. Waarom zulke strenge geboden en hoe moeten we die zien in het licht van Jezus verlossingswerk? 4 Mozes riep Misaël en Elsafan bij zich, de zonen van Aärons oom Uzziël. Hij zei tegen hen: ‘Kom hier en draag jullie broeders bij het heiligdom vandaan en breng hen buiten het kamp.' 5 Ze droegen hen, nog gekleed in hun tuniek, het kamp uit, zoals Mozes hun had opgedragen. 6 Mozes zei tegen Aäron en zijn zonen Eleazar en Itamar: ‘Jullie mogen je haar niet los laten hangen en je kleren niet scheuren, anders sterven jullie en ontsteekt de HEER in woede tegen de hele gemeenschap. Maar jullie broeders, de overige Israëlieten, mogen wel weeklagen over het vuur dat de HEER ontstoken heeft. 7 Omdat jullie zijn gezalfd met de olie van de HEER, mogen jullie niet buiten de omheining van de ontmoetingstent komen, anders sterven jullie.' Ze hielden zich aan wat Mozes hun had opgedragen.

Sterven

Leviticus 10:4-7. Waarom zulke strenge geboden en hoe moeten we die zien in het licht van Jezus verlossingswerk? 4 Mozes riep Misaël en Elsafan bij zich, de zonen van Aärons oom Uzziël. Hij zei tegen hen: ‘Kom hier en draag jullie broeders bij het heiligdom vandaan en breng hen buiten het kamp.' 5 Ze droegen hen, nog gekleed in hun tuniek, het kamp uit, zoals Mozes hun had opgedragen. 6 Mozes zei tegen Aäron en zijn zonen Eleazar en Itamar: ‘Jullie mogen je haar niet los laten hangen en je kleren niet scheuren, anders sterven jullie en ontsteekt de HEER in woede tegen de hele gemeenschap. Maar jullie broeders, de overige Israëlieten, mogen wel weeklagen over het vuur dat de HEER ontstoken heeft. 7 Omdat jullie zijn gezalfd met de olie van de HEER, mogen jullie niet buiten de omheining van de ontmoetingstent komen, anders sterven jullie.' Ze hielden zich aan wat Mozes hun had opgedragen.

Nabijheid

Leviticus 10:1-3. Hoe is het om te leven in Gods nabijheid na het lezen van deze verzen? 1 Aärons zonen Nadab en Abihu deden gloeiende kolen in hun vuurbak en legden er reukwerk op. Maar het was verkeerd vuur dat ze de HEER wilden aanbieden, vuur dat niet voldeed aan de voorschriften van de HEER. 2 Een felle vlam kwam uit het heiligdom en verteerde hen, zodat ze daar, in de nabijheid van de HEER, stierven. 3 Mozes zei tegen Aäron: ‘Dit bedoelde de HEER toen hij zei: “Door degenen die in mijn nabijheid verkeren, toon ik mijn heiligheid. Het hele volk maak ik getuige van mijn majesteit.”' Aäron zweeg.

Nabijheid

Leviticus 10:1-3. Hoe is het om te leven in Gods nabijheid na het lezen van deze verzen? 1 Aärons zonen Nadab en Abihu deden gloeiende kolen in hun vuurbak en legden er reukwerk op. Maar het was verkeerd vuur dat ze de HEER wilden aanbieden, vuur dat niet voldeed aan de voorschriften van de HEER. 2 Een felle vlam kwam uit het heiligdom en verteerde hen, zodat ze daar, in de nabijheid van de HEER, stierven. 3 Mozes zei tegen Aäron: ‘Dit bedoelde de HEER toen hij zei: “Door degenen die in mijn nabijheid verkeren, toon ik mijn heiligheid. Het hele volk maak ik getuige van mijn majesteit.”' Aäron zweeg.

Majesteit

Leviticus 9:15-24. Wat is er vandaag de dag voor nodig om Gods majesteit te kunnen zien? 15 Daarna liet Aäron de offers van het volk bij zich brengen. Hij slachtte de bok die voor het reinigingsoffer van het volk bestemd was en droeg het op dezelfde wijze op als zijn eigen reinigingsoffer. 16 Hij liet de dieren voor het brandoffer bij zich brengen en offerde ze volgens de voorschriften. 17 Hij liet het graanoffer bij zich brengen en verbrandde er een handvol van op het altaar. Dit offer kwam niet in mindering op het ochtendbrandoffer. 18 Tot slot slachtte hij de stier en de ram die bedoeld waren als vredeoffer van het volk. Zijn zonen reikten hem het bloed aan, en hij goot het tegen de zijkanten van het altaar. 19 De vette delen van de stier en de ram, namelijk de staart en al het vet van de buikholte, de nieren en de kleinste lob van de lever, 20 legden ze bij de borststukken, en Aäron verbrandde het vet op het altaar. 21 Het borststuk en de rechterachterbout van de dieren hief hij te

Majesteit

Leviticus 9:15-24. Wat is er vandaag de dag voor nodig om Gods majesteit te kunnen zien? 15 Daarna liet Aäron de offers van het volk bij zich brengen. Hij slachtte de bok die voor het reinigingsoffer van het volk bestemd was en droeg het op dezelfde wijze op als zijn eigen reinigingsoffer. 16 Hij liet de dieren voor het brandoffer bij zich brengen en offerde ze volgens de voorschriften. 17 Hij liet het graanoffer bij zich brengen en verbrandde er een handvol van op het altaar. Dit offer kwam niet in mindering op het ochtendbrandoffer. 18 Tot slot slachtte hij de stier en de ram die bedoeld waren als vredeoffer van het volk. Zijn zonen reikten hem het bloed aan, en hij goot het tegen de zijkanten van het altaar. 19 De vette delen van de stier en de ram, namelijk de staart en al het vet van de buikholte, de nieren en de kleinste lob van de lever, 20 legden ze bij de borststukken, en Aäron verbrandde het vet op het altaar. 21 Het borststuk en de rechterachterbout van de dieren hief hij te

Plaats

Leviticus 9:7-14. Wat is jouw plaats als het gaat om het verzoeningswerk van Jezus? 7 Tegen Aäron zei Mozes: ‘Neem je plaats bij het altaar in en draag het reinigingsoffer en het brandoffer op om voor jezelf en het volk verzoening te bewerken. Draag daarna de offers van het volk op om voor hen verzoening te bewerken, zoals de HEER bevolen heeft.' 8 Aäron ging naar het altaar en slachtte de jonge stier die bestemd was voor zijn eigen reinigingsoffer. 9 Zijn zonen reikten hem het bloed aan. Hij doopte zijn vinger in het bloed en streek het aan de horens van het altaar. De rest van het bloed goot hij aan de voet van het altaar uit. 10 Het vet, de nieren en de kleinste lob van de lever, afkomstig van het reinigingsoffer, verbrandde hij op het altaar, zoals de HEER Mozes had opgedragen. 11 Het vlees en de huid liet hij buiten het kamp verbranden. 12 Daarna slachtte hij de ram voor het brandoffer. Zijn zonen reikten hem het bloed aan, en hij goot het tegen de zijkanten van het altaar. 13

Plaats

Leviticus 9:7-14. Wat is jouw plaats als het gaat om het verzoeningswerk van Jezus? 7 Tegen Aäron zei Mozes: ‘Neem je plaats bij het altaar in en draag het reinigingsoffer en het brandoffer op om voor jezelf en het volk verzoening te bewerken. Draag daarna de offers van het volk op om voor hen verzoening te bewerken, zoals de HEER bevolen heeft.' 8 Aäron ging naar het altaar en slachtte de jonge stier die bestemd was voor zijn eigen reinigingsoffer. 9 Zijn zonen reikten hem het bloed aan. Hij doopte zijn vinger in het bloed en streek het aan de horens van het altaar. De rest van het bloed goot hij aan de voet van het altaar uit. 10 Het vet, de nieren en de kleinste lob van de lever, afkomstig van het reinigingsoffer, verbrandde hij op het altaar, zoals de HEER Mozes had opgedragen. 11 Het vlees en de huid liet hij buiten het kamp verbranden. 12 Daarna slachtte hij de ram voor het brandoffer. Zijn zonen reikten hem het bloed aan, en hij goot het tegen de zijkanten van het altaar. 13

Verschijnen

Leviticus 9:1-6. Wat is er nodig om God te kunnen ontmoeten? 1 Op de achtste dag riep Mozes Aäron en zijn zonen bij zich, en ook de oudsten van Israël. 2 Hij zei tegen Aäron: ‘Haal een jonge stier voor het reinigingsoffer en een jonge ram voor het brandoffer, dieren zonder enig gebrek, en breng ze naar de ontmoetingstent. 3 Zeg tegen de Israëlieten: “Haal een bok voor het reinigingsoffer, en voor het brandoffer een eenjarige stier en een eenjarige ram zonder enig gebrek. 4 Haal een stier en een ram om ze als vredeoffer aan de HEER aan te bieden, en ook een met olijfolie bereid graanoffer. Want vandaag verschijnt de HEER aan u.”' 5 Ze deden wat Mozes bevolen had en brachten de offers naar de ontmoetingstent. Daarna stelde de hele gemeenschap zich voor de HEER op. 6 Mozes zei: ‘Dit is wat de HEER u opgedragen heeft om te doen opdat zijn majesteit aan u zal verschijnen.'

Verschijnen

Leviticus 9:1-6. Wat is er nodig om God te kunnen ontmoeten? 1 Op de achtste dag riep Mozes Aäron en zijn zonen bij zich, en ook de oudsten van Israël. 2 Hij zei tegen Aäron: ‘Haal een jonge stier voor het reinigingsoffer en een jonge ram voor het brandoffer, dieren zonder enig gebrek, en breng ze naar de ontmoetingstent. 3 Zeg tegen de Israëlieten: “Haal een bok voor het reinigingsoffer, en voor het brandoffer een eenjarige stier en een eenjarige ram zonder enig gebrek. 4 Haal een stier en een ram om ze als vredeoffer aan de HEER aan te bieden, en ook een met olijfolie bereid graanoffer. Want vandaag verschijnt de HEER aan u.”' 5 Ze deden wat Mozes bevolen had en brachten de offers naar de ontmoetingstent. Daarna stelde de hele gemeenschap zich voor de HEER op. 6 Mozes zei: ‘Dit is wat de HEER u opgedragen heeft om te doen opdat zijn majesteit aan u zal verschijnen.'

Verzoening

Leviticus 8:31-36. Als je er aan denkt dat Jezus voor jou en mij verzoening bewerkt heeft aan het kruis op Golgotha, wat doet dat dan met je toewijding? 31 Toen zei Mozes tegen Aäron en zijn zonen: ‘Kook het vlees binnen de omheining van de ontmoetingstent en eet het daar, samen met het brood in de mand van het wijdingsoffer. Want zo is het mij bevolen:(1) Aäron en zijn zonen mogen ervan eten. 32 Wat er van het vlees en het brood overblijft, moeten jullie verbranden. 33 Zeven dagen moeten jullie binnen de omheining van de ontmoetingstent blijven, tot de tijd van jullie wijding voorbij is. Zeven dagen zal jullie wijding duren. 34 Op bevel van de HEER moet wat vandaag is gedaan ook de komende dagen gedaan worden, om verzoening voor jullie te bewerken. 35 Jullie moeten zeven dagen en nachten binnen de omheining van de ontmoetingstent blijven en doen wat de HEER jullie heeft opgedragen, anders sterven jullie. Zo is het mij bevolen.' 36 Aäron en zijn zonen deden alles wat de HEER hun bi

Verzoening

Leviticus 8:31-36. Als je er aan denkt dat Jezus voor jou en mij verzoening bewerkt heeft aan het kruis op Golgotha, wat doet dat dan met je toewijding? 31 Toen zei Mozes tegen Aäron en zijn zonen: ‘Kook het vlees binnen de omheining van de ontmoetingstent en eet het daar, samen met het brood in de mand van het wijdingsoffer. Want zo is het mij bevolen:(1) Aäron en zijn zonen mogen ervan eten. 32 Wat er van het vlees en het brood overblijft, moeten jullie verbranden. 33 Zeven dagen moeten jullie binnen de omheining van de ontmoetingstent blijven, tot de tijd van jullie wijding voorbij is. Zeven dagen zal jullie wijding duren. 34 Op bevel van de HEER moet wat vandaag is gedaan ook de komende dagen gedaan worden, om verzoening voor jullie te bewerken. 35 Jullie moeten zeven dagen en nachten binnen de omheining van de ontmoetingstent blijven en doen wat de HEER jullie heeft opgedragen, anders sterven jullie. Zo is het mij bevolen.' 36 Aäron en zijn zonen deden alles wat de HEER hun bi

Wijdingsoffer

Leviticus 8:22-30. Hoe wijd jij je toe aan God? 22 Hierna liet hij de tweede ram bij zich brengen, de ram voor het wijdingsoffer. Aäron en zijn zonen legden hun hand op de kop van de ram. 23 Mozes slachtte het dier en streek wat bloed aan de rechteroorlel van Aäron, op zijn rechterduim en op de grote teen van zijn rechtervoet. 24 Hij liet de zonen van Aäron bij zich komen en streek wat bloed aan hun rechteroorlel, op hun rechterduim en op de grote teen van hun rechtervoet. De rest van het bloed goot hij tegen de zijkanten van het altaar. 25 Daarna nam hij de vette delen van het offerdier: de staart, al het vet rond de ingewanden, de kleinste lob van de lever en de beide nieren met het niervet, en ook de rechterachterbout. 26 Uit de mand met ongedesemd brood die de HEER gebracht was, pakte hij een met olijfolie bereid dik brood en een dun brood, die hij op de vette delen van het offerdier en de rechterachterbout legde. 27 Dat alles legde hij op de handpalmen van Aäron en zijn zonen om h

Wijdingsoffer

Leviticus 8:22-30. Hoe wijd jij je toe aan God? 22 Hierna liet hij de tweede ram bij zich brengen, de ram voor het wijdingsoffer. Aäron en zijn zonen legden hun hand op de kop van de ram. 23 Mozes slachtte het dier en streek wat bloed aan de rechteroorlel van Aäron, op zijn rechterduim en op de grote teen van zijn rechtervoet. 24 Hij liet de zonen van Aäron bij zich komen en streek wat bloed aan hun rechteroorlel, op hun rechterduim en op de grote teen van hun rechtervoet. De rest van het bloed goot hij tegen de zijkanten van het altaar. 25 Daarna nam hij de vette delen van het offerdier: de staart, al het vet rond de ingewanden, de kleinste lob van de lever en de beide nieren met het niervet, en ook de rechterachterbout. 26 Uit de mand met ongedesemd brood die de HEER gebracht was, pakte hij een met olijfolie bereid dik brood en een dun brood, die hij op de vette delen van het offerdier en de rechterachterbout legde. 27 Dat alles legde hij op de handpalmen van Aäron en zijn zonen om h

Hand

Leviticus 8:18-21. Door de 'handoplegging' droeg de ram de zonden van het volk. Jezus heeft onze zonden gedragen. Wat doet dat met jou? 18 Toen liet hij de ram voor het brandoffer bij zich brengen. Aäron en zijn zonen legden hun hand op de kop van de ram. 19 Mozes slachtte het dier en goot het bloed tegen de zijkanten van het altaar. 20 Hij sneed de ram in stukken en verbrandde de kop, de stukken vlees en het vet. 21 Hij waste de ingewanden en de poten met water en verbrandde ze met de rest van de ram op het altaar. Zo was het een brandoffer, een geurige gave voor de HEER, zoals de HEER hem had opgedragen.

Hand

Leviticus 8:18-21. Door de 'handoplegging' droeg de ram de zonden van het volk. Jezus heeft onze zonden gedragen. Wat doet dat met jou? 18 Toen liet hij de ram voor het brandoffer bij zich brengen. Aäron en zijn zonen legden hun hand op de kop van de ram. 19 Mozes slachtte het dier en goot het bloed tegen de zijkanten van het altaar. 20 Hij sneed de ram in stukken en verbrandde de kop, de stukken vlees en het vet. 21 Hij waste de ingewanden en de poten met water en verbrandde ze met de rest van de ram op het altaar. Zo was het een brandoffer, een geurige gave voor de HEER, zoals de HEER hem had opgedragen.

Reinigen

Leviticus 8:14-17. Jezus kan en wil jou reinigen van zonde (= het missen van je levensdoel). Hoe staat het met jouw levensdoel? 14 Toen liet hij de stier voor het reinigingsoffer bij zich brengen. Aäron en zijn zonen legden hun hand op de kop van de stier. 15 Mozes slachtte het dier en streek met zijn vinger wat bloed aan de horens van het altaar. Zo reinigde hij het altaar van zonde. De rest van het bloed goot hij uit aan de voet van het altaar, dat hij door deze verzoeningsrite heiligde. 16 Hij nam al het vet rond de ingewanden, de kleinste lob van de lever en de beide nieren met het niervet, en verbrandde alles op het altaar. 17 De huid en het vlees van de stier en de inhoud van de ingewanden liet hij buiten het kamp verbranden, zoals de HEER hem had opgedragen.

Reinigen

Leviticus 8:14-17. Jezus kan en wil jou reinigen van zonde (= het missen van je levensdoel). Hoe staat het met jouw levensdoel? 14 Toen liet hij de stier voor het reinigingsoffer bij zich brengen. Aäron en zijn zonen legden hun hand op de kop van de stier. 15 Mozes slachtte het dier en streek met zijn vinger wat bloed aan de horens van het altaar. Zo reinigde hij het altaar van zonde. De rest van het bloed goot hij uit aan de voet van het altaar, dat hij door deze verzoeningsrite heiligde. 16 Hij nam al het vet rond de ingewanden, de kleinste lob van de lever en de beide nieren met het niervet, en verbrandde alles op het altaar. 17 De huid en het vlees van de stier en de inhoud van de ingewanden liet hij buiten het kamp verbranden, zoals de HEER hem had opgedragen.