Posts

Posts uit augustus, 2015 tonen

Aanvallen

Numeri 21:21-30.  Met welke aanvallen van Gods tegenstander, satan, heb jij te maken en hoe wedersta je die? 21 Israël stuurde gezanten naar koning Sichon van de Amorieten met deze boodschap: 22 ‘Sta ons toe door uw land te trekken. We zullen niet door akkers en wijngaarden gaan en we zullen geen water uit bronnen drinken. Zolang we ons in uw gebied bevinden, zullen we de koninklijke hoofdweg volgen.' 23 Maar Sichon weigerde Israël doortocht te verlenen, hij verzamelde zijn troepen en trok de woestijn in, Israël tegemoet. Bij Jahas viel hij hen aan. 24 Maar de Israëlieten versloegen hem en veroverden zijn land, van de Arnon tot aan de Jabbok, die de grens vormde met de Ammonieten en waarlangs versterkingen lagen. 25 Israël nam alle steden van de Amorieten in en ging er wonen, ook in Chesbon en de omliggende dorpen. 26 Chesbon was de hoofdstad van de Amoritische koning Sichon. Hij had oorlog gevoerd tegen de vorige koning van Moab en hem zijn hele land afgenomen, tot aan de Arnon. 2

Aanvallen

Numeri 21:21-30.  Met welke aanvallen van Gods tegenstander, satan, heb jij te maken en hoe wedersta je die? 21 Israël stuurde gezanten naar koning Sichon van de Amorieten met deze boodschap: 22 ‘Sta ons toe door uw land te trekken. We zullen niet door akkers en wijngaarden gaan en we zullen geen water uit bronnen drinken. Zolang we ons in uw gebied bevinden, zullen we de koninklijke hoofdweg volgen.' 23 Maar Sichon weigerde Israël doortocht te verlenen, hij verzamelde zijn troepen en trok de woestijn in, Israël tegemoet. Bij Jahas viel hij hen aan. 24 Maar de Israëlieten versloegen hem en veroverden zijn land, van de Arnon tot aan de Jabbok, die de grens vormde met de Ammonieten en waarlangs versterkingen lagen. 25 Israël nam alle steden van de Amorieten in en ging er wonen, ook in Chesbon en de omliggende dorpen. 26 Chesbon was de hoofdstad van de Amoritische koning Sichon. Hij had oorlog gevoerd tegen de vorige koning van Moab en hem zijn hele land afgenomen, tot aan de Arnon. 2

Verder

Numeri 21:10-20. Wat is de reisbeschrijving van jouw leven en waar naartoe ben jij op weg? Is het al tijd om verder te gaan? 10 De Israëlieten trokken verder en sloegen hun kamp op in Obot. 11 Nadat ze uit Obot weggetrokken waren, sloegen ze hun kamp op bij Ijje-Haäbarim, in de woestijn die ten oosten van Moab ligt. 12 Van daar trokken ze verder, en ze sloegen hun kamp op in het dal waardoor de Zered loopt. 13 Weer trokken ze verder, en ze sloegen hun kamp op aan de overkant van de Arnon, en wel in de woestijn die aan het gebied van de Amorieten grenst; de Arnon vormt de grens tussen Moab en het gebied van de Amorieten. 14 Daarom wordt er in het Boek van de oorlogen van de HEER gesproken van ‘Waheb in Sufa en de beken die de Arnon vormen, 15 en het stroomgebied van die beken, dat zich uitstrekt tot waar Ar ligt en dat aan het gebied van Moab grenst'. 16 Van daar ging het verder naar Beër, de bron waar de HEER tegen Mozes gezegd had: ‘Roep het volk bijeen, dan zal ik het water geven

Verder

Numeri 21:10-20. Wat is de reisbeschrijving van jouw leven en waar naartoe ben jij op weg? Is het al tijd om verder te gaan? 10 De Israëlieten trokken verder en sloegen hun kamp op in Obot. 11 Nadat ze uit Obot weggetrokken waren, sloegen ze hun kamp op bij Ijje-Haäbarim, in de woestijn die ten oosten van Moab ligt. 12 Van daar trokken ze verder, en ze sloegen hun kamp op in het dal waardoor de Zered loopt. 13 Weer trokken ze verder, en ze sloegen hun kamp op aan de overkant van de Arnon, en wel in de woestijn die aan het gebied van de Amorieten grenst; de Arnon vormt de grens tussen Moab en het gebied van de Amorieten. 14 Daarom wordt er in het Boek van de oorlogen van de HEER gesproken van ‘Waheb in Sufa en de beken die de Arnon vormen, 15 en het stroomgebied van die beken, dat zich uitstrekt tot waar Ar ligt en dat aan het gebied van Moab grenst'. 16 Van daar ging het verder naar Beër, de bron waar de HEER tegen Mozes gezegd had: ‘Roep het volk bijeen, dan zal ik het water geven

Zondigen

Numeri 21:4-9. Waar kijk jij naar op als je gezondigd hebt? 4 Van de Hor trokken ze verder in de richting van de Rode Zee; ze moesten immers om Edom heen trekken. Maar onderweg werd het volk ongeduldig. 5 ‘Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte?' verweten ze God en Mozes. ‘Om ons in de woestijn te laten sterven? We hebben geen brood en geen water, en we kunnen dit ellendige eten niet meer zien.' 6 Toen stuurde de HEER giftige slangen op de Israëlieten af, die hen beten, zodat velen van hen stierven. 7 Daarop ging het volk naar Mozes. ‘We hebben gezondigd,' zeiden ze, ‘want we hebben de HEER en u verwijten gemaakt. Bid tot de HEER dat hij ons van die slangen verlost.' Mozes bad voor het volk, 8 en de HEER zei tegen hem: ‘Laat een slang maken en bevestig die op een staak. Iedereen die gebeten is en daarnaar kijkt, blijft in leven.' 9 Mozes liet een koperen slang maken en bevestigde die op een staak. En iedereen die door een slang gebeten was en opkeek naar de koperen

Zondigen

Numeri 21:4-9. Waar kijk jij naar op als je gezondigd hebt? 4 Van de Hor trokken ze verder in de richting van de Rode Zee; ze moesten immers om Edom heen trekken. Maar onderweg werd het volk ongeduldig. 5 ‘Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte?' verweten ze God en Mozes. ‘Om ons in de woestijn te laten sterven? We hebben geen brood en geen water, en we kunnen dit ellendige eten niet meer zien.' 6 Toen stuurde de HEER giftige slangen op de Israëlieten af, die hen beten, zodat velen van hen stierven. 7 Daarop ging het volk naar Mozes. ‘We hebben gezondigd,' zeiden ze, ‘want we hebben de HEER en u verwijten gemaakt. Bid tot de HEER dat hij ons van die slangen verlost.' Mozes bad voor het volk, 8 en de HEER zei tegen hem: ‘Laat een slang maken en bevestig die op een staak. Iedereen die gebeten is en daarnaar kijkt, blijft in leven.' 9 Mozes liet een koperen slang maken en bevestigde die op een staak. En iedereen die door een slang gebeten was en opkeek naar de koperen

Gelofte

Numeri 21:1-3. Welke gelofte heb jij aan de Heer gedaan en wat had dat tot gevolg? 1 De Kanaänitische koning van Arad in de Negev vernam dat de Israëlieten in aantocht waren en dat ze via Atarim kwamen. Hij viel hen aan en maakte een aantal van hen krijgsgevangen. 2 Toen deden de Israëlieten de HEER deze gelofte : ‘Als u dit volk aan ons uitlevert, zullen wij hun steden volledig vernietigen.' 3 De HEER kwam Israël te hulp, hij leverde de Kanaänieten aan hen uit. De Israëlieten doodden hen allen en vernietigden hun steden. Die plaats kreeg de naam Chorma.(1)

Gelofte

Numeri 21:1-3. Welke gelofte heb jij aan de Heer gedaan en wat had dat tot gevolg? 1 De Kanaänitische koning van Arad in de Negev vernam dat de Israëlieten in aantocht waren en dat ze via Atarim kwamen. Hij viel hen aan en maakte een aantal van hen krijgsgevangen. 2 Toen deden de Israëlieten de HEER deze gelofte : ‘Als u dit volk aan ons uitlevert, zullen wij hun steden volledig vernietigen.' 3 De HEER kwam Israël te hulp, hij leverde de Kanaänieten aan hen uit. De Israëlieten doodden hen allen en vernietigden hun steden. Die plaats kreeg de naam Chorma.(1)

Sterven

Numeri 20:22-29. Ben jij bang voor de dood? Waarom wel/niet en welke troost lees je in dit gedeelte? 22 Nadat ze Kades verlaten hadden, kwamen de Israëlieten, het hele volk, bij de Hor, 23 een berg aan de grens van Edom. Daar zei de HEER tegen Mozes en Aäron: 24 ‘Aäron zal nu met zijn voorouders verenigd worden. Hij zal het land dat ik de Israëlieten geef niet binnengaan, omdat jullie bij het water van Meriba tegen mijn bevel zijn ingegaan. 25 Jij, Mozes, moet Aäron en zijn zoon Eleazar mee naar boven nemen, de berg op. 26 Laat Aäron zijn priesterkleding uittrekken en laat zijn zoon Eleazar die aantrekken. Aäron zal daar sterven en met zijn voorouders verenigd worden.' 27 Ze gingen voor de ogen van het hele volk de berg op, zoals de HEER Mozes had opgedragen. 28 Mozes liet Aäron zijn priesterkleding uittrekken en droeg Aärons zoon Eleazar op die aan te trekken. Daar, op de top van de berg, stierf Aäron. Daarna ging Mozes met Eleazar weer naar beneden. 29 Toen de Israëlieten verna

Sterven

Numeri 20:22-29. Ben jij bang voor de dood? Waarom wel/niet en welke troost lees je in dit gedeelte? 22 Nadat ze Kades verlaten hadden, kwamen de Israëlieten, het hele volk, bij de Hor, 23 een berg aan de grens van Edom. Daar zei de HEER tegen Mozes en Aäron: 24 ‘Aäron zal nu met zijn voorouders verenigd worden. Hij zal het land dat ik de Israëlieten geef niet binnengaan, omdat jullie bij het water van Meriba tegen mijn bevel zijn ingegaan. 25 Jij, Mozes, moet Aäron en zijn zoon Eleazar mee naar boven nemen, de berg op. 26 Laat Aäron zijn priesterkleding uittrekken en laat zijn zoon Eleazar die aantrekken. Aäron zal daar sterven en met zijn voorouders verenigd worden.' 27 Ze gingen voor de ogen van het hele volk de berg op, zoals de HEER Mozes had opgedragen. 28 Mozes liet Aäron zijn priesterkleding uittrekken en droeg Aärons zoon Eleazar op die aan te trekken. Daar, op de top van de berg, stierf Aäron. Daarna ging Mozes met Eleazar weer naar beneden. 29 Toen de Israëlieten verna

Omweg

Numeri 20:14-21. Wat was de laatste keer dat jij een omweg moest nemen om het doel te bereiken dat God je gegeven heeft? 14 Vanuit Kades stuurde Mozes gezanten naar de koning van Edom met deze boodschap: ‘Uw broeder Israël bericht u het volgende: Het is u bekend met welke moeilijkheden wij te kampen hebben gehad. 15 U weet dat onze voorouders naar Egypte zijn getrokken, dat wij daar lang hebben gewoond en dat de Egyptenaren ons en onze voorouders slecht behandeld hebben. 16 Wij riepen de HEER aan en hij hoorde ons hulpgeroep; hij heeft ons een engel gezonden en ons uit Egypte weggeleid. Nu zijn wij in Kades, een stad aan de grens van uw rijk. 17 Sta ons toe door uw land te trekken. We zullen niet door akkers en wijngaarden gaan en we zullen geen water uit bronnen drinken. Zolang we ons in uw gebied bevinden, zullen we de koninklijke hoofdweg volgen en daarvan niet afwijken, naar links noch naar rechts.' 18 De Edomieten antwoordden: ‘U mag niet door ons gebied trekken; doet u dat we

Omweg

Numeri 20:14-21. Wat was de laatste keer dat jij een omweg moest nemen om het doel te bereiken dat God je gegeven heeft? 14 Vanuit Kades stuurde Mozes gezanten naar de koning van Edom met deze boodschap: ‘Uw broeder Israël bericht u het volgende: Het is u bekend met welke moeilijkheden wij te kampen hebben gehad. 15 U weet dat onze voorouders naar Egypte zijn getrokken, dat wij daar lang hebben gewoond en dat de Egyptenaren ons en onze voorouders slecht behandeld hebben. 16 Wij riepen de HEER aan en hij hoorde ons hulpgeroep; hij heeft ons een engel gezonden en ons uit Egypte weggeleid. Nu zijn wij in Kades, een stad aan de grens van uw rijk. 17 Sta ons toe door uw land te trekken. We zullen niet door akkers en wijngaarden gaan en we zullen geen water uit bronnen drinken. Zolang we ons in uw gebied bevinden, zullen we de koninklijke hoofdweg volgen en daarvan niet afwijken, naar links noch naar rechts.' 18 De Edomieten antwoordden: ‘U mag niet door ons gebied trekken; doet u dat we

Vertrouwen en ontzag

Numeri 20:1-13. Hoe is het gesteld met jouw vertrouwen in en ontzag voor God? 1 In de eerste maand kwamen de Israëlieten, het hele volk, in de woestijn van Sin, en ze bleven lang in Kades. Mirjam stierf daar en werd er begraven. 2 Toen er geen water meer was, liep het volk tegen Mozes en Aäron te hoop. 3 Ze maakten Mozes verwijten. ‘Waren wij ook maar omgekomen toen een deel van ons volk door het ingrijpen van de HEER stierf,' zeiden ze. 4 ‘Waarom hebt u het volk van de HEER naar deze woestijn gebracht? Om ons hier te laten sterven, met ons vee? 5 Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte en ons naar dit afschuwelijke oord gebracht? Er is hier geen koren, er zijn hier geen vijgenbomen, geen wijnstokken en geen granaatappelbomen. En drinkwater is er ook niet.' 6 Mozes en Aäron verwijderden zich van de gemeenschap en gingen naar de ingang van de ontmoetingstent. Daar wierpen ze zich ter aarde. Toen verscheen de majesteit van de HEER. 7 De HEER zei tegen Mozes: 8 ‘Neem de staf en ro

Vertrouwen en ontzag

Numeri 20:1-13. Hoe is het gesteld met jouw vertrouwen in en ontzag voor God? 1 In de eerste maand kwamen de Israëlieten, het hele volk, in de woestijn van Sin, en ze bleven lang in Kades. Mirjam stierf daar en werd er begraven. 2 Toen er geen water meer was, liep het volk tegen Mozes en Aäron te hoop. 3 Ze maakten Mozes verwijten. ‘Waren wij ook maar omgekomen toen een deel van ons volk door het ingrijpen van de HEER stierf,' zeiden ze. 4 ‘Waarom hebt u het volk van de HEER naar deze woestijn gebracht? Om ons hier te laten sterven, met ons vee? 5 Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte en ons naar dit afschuwelijke oord gebracht? Er is hier geen koren, er zijn hier geen vijgenbomen, geen wijnstokken en geen granaatappelbomen. En drinkwater is er ook niet.' 6 Mozes en Aäron verwijderden zich van de gemeenschap en gingen naar de ingang van de ontmoetingstent. Daar wierpen ze zich ter aarde. Toen verscheen de majesteit van de HEER. 7 De HEER zei tegen Mozes: 8 ‘Neem de staf en ro

Onrein

Numeri 19:14-22. Wat maakt jou onrein, hoe kun je dat voorkomen en wat maakt je weer rein? 14 Wanneer iemand gestorven is in een tent geldt deze regel: iedereen die de tent binnengaat en alles wat zich in de tent bevindt, is zeven dagen onrein; 15 alle vaten die niet stevig met een deksel zijn afgesloten, gelden als onrein. 16 Iedereen die in het open veld het lijk aanraakt van iemand die door een ander gedood is of een natuurlijke dood is gestorven, of de beenderen van een mens, of een graf, is ook zeven dagen onrein. 17 Als iemand hierdoor onrein is geworden, moet men as nemen van het dier dat verbrand is om hen die onrein geworden zijn te reinigen, de as in een vat doen en er water uit een bron op gieten. 18 Iemand die rein is moet dan een majoraantak nemen, die in het water dopen en daarmee de tent, alle vaten en de mensen die in de tent geweest zijn besprenkelen. Hetzelfde moet gebeuren met degene die beenderen, het lijk van iemand die gedood of gestorven is, of een graf heeft aan

Onrein

Numeri 19:14-22. Wat maakt jou onrein, hoe kun je dat voorkomen en wat maakt je weer rein? 14 Wanneer iemand gestorven is in een tent geldt deze regel: iedereen die de tent binnengaat en alles wat zich in de tent bevindt, is zeven dagen onrein; 15 alle vaten die niet stevig met een deksel zijn afgesloten, gelden als onrein. 16 Iedereen die in het open veld het lijk aanraakt van iemand die door een ander gedood is of een natuurlijke dood is gestorven, of de beenderen van een mens, of een graf, is ook zeven dagen onrein. 17 Als iemand hierdoor onrein is geworden, moet men as nemen van het dier dat verbrand is om hen die onrein geworden zijn te reinigen, de as in een vat doen en er water uit een bron op gieten. 18 Iemand die rein is moet dan een majoraantak nemen, die in het water dopen en daarmee de tent, alle vaten en de mensen die in de tent geweest zijn besprenkelen. Hetzelfde moet gebeuren met degene die beenderen, het lijk van iemand die gedood of gestorven is, of een graf heeft aan

Aankleven

Numeri 19:11-13. Hoe kun je voorkomen dat onreinheid jou blijft aankleven? 11 Wie het lijk van een mens aanraakt is zeven dagen onrein. 12 Zo iemand moet zich op de derde en op de zevende dag met het water laten reinigen, dan is hij weer rein. Als hij zich niet laat reinigen op zowel de derde als de zevende dag, blijft hij onrein. 13 Iedereen die een dode aanraakt, het lijk van een mens, en zich niet laat reinigen, verontreinigt de tabernakel van de HEER en moet uit de gemeenschap van Israël gestoten worden. Omdat hij niet met het reinigingswater besprenkeld is blijft hij onrein; zijn onreinheid blijft hem aankleven.

Aankleven

Numeri 19:11-13. Hoe kun je voorkomen dat onreinheid jou blijft aankleven? 11 Wie het lijk van een mens aanraakt is zeven dagen onrein. 12 Zo iemand moet zich op de derde en op de zevende dag met het water laten reinigen, dan is hij weer rein. Als hij zich niet laat reinigen op zowel de derde als de zevende dag, blijft hij onrein. 13 Iedereen die een dode aanraakt, het lijk van een mens, en zich niet laat reinigen, verontreinigt de tabernakel van de HEER en moet uit de gemeenschap van Israël gestoten worden. Omdat hij niet met het reinigingswater besprenkeld is blijft hij onrein; zijn onreinheid blijft hem aankleven.

Reinigingswater

Numeri 19:1-10. Wat reinigt jou en mij van zonde? 1 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 2 ‘Dit is een wet die de HEER heeft ingesteld: Zeg tegen de Israëlieten dat ze je een koe brengen, een gave rode koe zonder enig gebrek, die nog nooit een juk heeft gevoeld. 3 Geef die aan de priester Eleazar. Ze moet buiten het kamp worden gebracht en daar in zijn aanwezigheid geslacht worden. 4 De priester Eleazar moet zijn vinger in het bloed dopen en het zevenmaal in de richting van de voorkant van de ontmoetingstent sprenkelen. 5 De koe moet voor zijn ogen worden verbrand: de huid, het vlees, het bloed en de inhoud van de ingewanden. 6 De priester neemt cederhout, majoraan en karmozijn, en gooit dat midden in het vuur waarin de koe verbrand wordt. 7 Dan moet hij zijn kleren en zijn lichaam met water wassen. Daarna mag hij het kamp weer binnen, maar hij blijft tot de avond onrein. 8 Ook degene die de koe verbrand heeft moet zijn kleren en zijn lichaam met water wassen. Ook hij blijft tot de avond

Reinigingswater

Numeri 19:1-10. Wat reinigt jou en mij van zonde? 1 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 2 ‘Dit is een wet die de HEER heeft ingesteld: Zeg tegen de Israëlieten dat ze je een koe brengen, een gave rode koe zonder enig gebrek, die nog nooit een juk heeft gevoeld. 3 Geef die aan de priester Eleazar. Ze moet buiten het kamp worden gebracht en daar in zijn aanwezigheid geslacht worden. 4 De priester Eleazar moet zijn vinger in het bloed dopen en het zevenmaal in de richting van de voorkant van de ontmoetingstent sprenkelen. 5 De koe moet voor zijn ogen worden verbrand: de huid, het vlees, het bloed en de inhoud van de ingewanden. 6 De priester neemt cederhout, majoraan en karmozijn, en gooit dat midden in het vuur waarin de koe verbrand wordt. 7 Dan moet hij zijn kleren en zijn lichaam met water wassen. Daarna mag hij het kamp weer binnen, maar hij blijft tot de avond onrein. 8 Ook degene die de koe verbrand heeft moet zijn kleren en zijn lichaam met water wassen. Ook hij blijft tot de avond

Beste deel

Numeri 18:25-32. Goed, beter, best. Waarom deze oproep om God het beste deel te geven en wat is dan het beste deel dat jij te geven hebt? 25 De HEER zei tegen Mozes: 26 ‘Zeg tegen de Levieten: “Wanneer jullie van de Israëlieten de tienden in ontvangst nemen, die ik jullie in eigendom geef, moeten jullie van die tienden een tiende aan de HEER afdragen. 27 Dat wordt dan beschouwd als jullie bijdrage, alsof het graan was van jullie dorsvloer en wijn en olijfolie uit jullie perskuip. 28 Ook jullie moeten dus van alle tienden die je van de Israëlieten ontvangt, een vast deel aan de HEER afstaan en aan de priester Aäron geven. 29 Houd van alles wat je geschonken wordt een deel apart als bijdrage voor de HEER, het beste deel, als een heilige gave.” 30 Zeg hun ook: “Wanneer jullie, Levieten, het beste deel afstaan, wordt dat beschouwd als de opbrengst van jullie dorsvloer en perskuip. 31 Jullie mogen met je familieleden op elke willekeurige plaats van de tienden eten, want het is je loon, het

Beste deel

Numeri 18:25-32. Goed, beter, best. Waarom deze oproep om God het beste deel te geven en wat is dan het beste deel dat jij te geven hebt? 25 De HEER zei tegen Mozes: 26 ‘Zeg tegen de Levieten: “Wanneer jullie van de Israëlieten de tienden in ontvangst nemen, die ik jullie in eigendom geef, moeten jullie van die tienden een tiende aan de HEER afdragen. 27 Dat wordt dan beschouwd als jullie bijdrage, alsof het graan was van jullie dorsvloer en wijn en olijfolie uit jullie perskuip. 28 Ook jullie moeten dus van alle tienden die je van de Israëlieten ontvangt, een vast deel aan de HEER afstaan en aan de priester Aäron geven. 29 Houd van alles wat je geschonken wordt een deel apart als bijdrage voor de HEER, het beste deel, als een heilige gave.” 30 Zeg hun ook: “Wanneer jullie, Levieten, het beste deel afstaan, wordt dat beschouwd als de opbrengst van jullie dorsvloer en perskuip. 31 Jullie mogen met je familieleden op elke willekeurige plaats van de tienden eten, want het is je loon, het

Tienden

Numeri 18:21-24. Hoe ga jij om met het geven van tienden en waar wordt het aan besteed? 21 Wat de Levieten betreft, hun geef ik alle tienden van de Israëlieten in bezit, als vergoeding voor de werkzaamheden die ze bij de ontmoetingstent verrichten. 22 De Israëlieten mogen niet langer in de buurt van de ontmoetingstent komen, ze zouden daarmee schuld op zich laden en sterven. 23 De werkzaamheden bij de ontmoetingstent worden verricht door de Levieten, en zij worden verantwoordelijk gesteld voor overtredingen. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, voor alle komende generaties. De Levieten krijgen geen grondbezit zoals de andere Israëlieten; 24 hun geef ik de tienden in eigendom die de Israëlieten aan de HEER afdragen. Daarom heb ik bepaald dat zij geen grondbezit krijgen zoals de andere Israëlieten.'

Tienden

Numeri 18:21-24. Hoe ga jij om met het geven van tienden en waar wordt het aan besteed? 21 Wat de Levieten betreft, hun geef ik alle tienden van de Israëlieten in bezit, als vergoeding voor de werkzaamheden die ze bij de ontmoetingstent verrichten. 22 De Israëlieten mogen niet langer in de buurt van de ontmoetingstent komen, ze zouden daarmee schuld op zich laden en sterven. 23 De werkzaamheden bij de ontmoetingstent worden verricht door de Levieten, en zij worden verantwoordelijk gesteld voor overtredingen. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, voor alle komende generaties. De Levieten krijgen geen grondbezit zoals de andere Israëlieten; 24 hun geef ik de tienden in eigendom die de Israëlieten aan de HEER afdragen. Daarom heb ik bepaald dat zij geen grondbezit krijgen zoals de andere Israëlieten.'

Respecteren

Numeri 18:8-20. Hoeveel respect heb jij voor de heiligheid van God en hoe uit zich dat? 8 De HEER zei verder tegen Aäron: ‘Hierbij vertrouw ik de geschenken die mij gebracht worden aan jou toe. Alle heilige gaven die de Israëlieten mij brengen, geef ik aan jou en je zonen. Ze zijn voor jullie bestemd, jullie hebben daar voor altijd recht op. 9 Wat van de allerheiligste gaven niet verbrand wordt, komt jou toe. Dit geldt voor alle gaven die de Israëlieten mij brengen bij hun graanoffers, hun reinigingsoffers en hun hersteloffers. De allerheiligste gaven komen jou en je zonen toe. 10 Eet ze op de allerheiligste plaats. Al je mannelijke nakomelingen mogen ervan eten. Respecteer de heiligheid ervan. 11 Ook komt jou een vast deel toe van alle offergaven van de Israëlieten die omhooggeheven worden. Dit geef ik voor altijd aan jou, je zonen en je dochters. Iedereen in je familie die rein is mag ervan eten. 12 Ik geef je het beste van de olijfolie en het beste van de wijn en het graan, de aller

Respecteren

Numeri 18:8-20. Hoeveel respect heb jij voor de heiligheid van God en hoe uit zich dat? 8 De HEER zei verder tegen Aäron: ‘Hierbij vertrouw ik de geschenken die mij gebracht worden aan jou toe. Alle heilige gaven die de Israëlieten mij brengen, geef ik aan jou en je zonen. Ze zijn voor jullie bestemd, jullie hebben daar voor altijd recht op. 9 Wat van de allerheiligste gaven niet verbrand wordt, komt jou toe. Dit geldt voor alle gaven die de Israëlieten mij brengen bij hun graanoffers, hun reinigingsoffers en hun hersteloffers. De allerheiligste gaven komen jou en je zonen toe. 10 Eet ze op de allerheiligste plaats. Al je mannelijke nakomelingen mogen ervan eten. Respecteer de heiligheid ervan. 11 Ook komt jou een vast deel toe van alle offergaven van de Israëlieten die omhooggeheven worden. Dit geef ik voor altijd aan jou, je zonen en je dochters. Iedereen in je familie die rein is mag ervan eten. 12 Ik geef je het beste van de olijfolie en het beste van de wijn en het graan, de aller

Geschenk

Numeri 18:1-7. Lees ook 1 Petrus 2:9. Wat betekent het priesterschap voor jou in het leven van alle dag. 1 De HEER zei tegen Aäron: ‘Jij en je zonen en je hele familie zullen verantwoordelijk worden gesteld voor overtredingen die in het heiligdom worden begaan, en jij en je zonen alleen worden verantwoordelijk gesteld voor overtredingen die jullie bij het uitoefenen van het priesterschap begaan. 2 Laat je verwanten, de stam Levi, de stam van je voorvader, samen met jou naar het heiligdom komen; ze moeten zich bij je aansluiten en jou en je zonen behulpzaam zijn wanneer jullie voor de tent met de verbondstekst dienstdoen. 3 Zij moeten de taken verrichten die jij hun geeft en zorg dragen voor de tent zelf. Maar ze mogen niet in de buurt van de heilige voorwerpen of het altaar komen, anders zullen ze sterven, en jullie ook. 4 Ze moeten zich bij je aansluiten en zorg dragen voor de ontmoetingstent, voor alle werkzaamheden die daar verricht worden. Onbevoegden mogen niet in jullie nabijheid

Geschenk

Numeri 18:1-7. Lees ook 1 Petrus 2:9. Wat betekent het priesterschap voor jou in het leven van alle dag. 1 De HEER zei tegen Aäron: ‘Jij en je zonen en je hele familie zullen verantwoordelijk worden gesteld voor overtredingen die in het heiligdom worden begaan, en jij en je zonen alleen worden verantwoordelijk gesteld voor overtredingen die jullie bij het uitoefenen van het priesterschap begaan. 2 Laat je verwanten, de stam Levi, de stam van je voorvader, samen met jou naar het heiligdom komen; ze moeten zich bij je aansluiten en jou en je zonen behulpzaam zijn wanneer jullie voor de tent met de verbondstekst dienstdoen. 3 Zij moeten de taken verrichten die jij hun geeft en zorg dragen voor de tent zelf. Maar ze mogen niet in de buurt van de heilige voorwerpen of het altaar komen, anders zullen ze sterven, en jullie ook. 4 Ze moeten zich bij je aansluiten en zorg dragen voor de ontmoetingstent, voor alle werkzaamheden die daar verricht worden. Onbevoegden mogen niet in jullie nabijheid

Geklaag

Numeri 17:16-28. Ben jij tevreden met de plaats die God jou gegeven heeft om te dienen in zijn koninkrijk en wat zijn de vruchten van dat dienen? 16 De(2) HEER zei tegen Mozes: 17-18 ‘Vraag aan het hoofd van elk van de Israëlitische stammen om je een staf te geven, twaalf staven bij elkaar: voor elk stamhoofd moet er een staf zijn. Schrijf ieders naam op zijn staf. Op die van Levi moet je Aärons naam schrijven. 19 Leg alle staven in de ontmoetingstent, voor de verbondstekst, waar ik altijd bij jullie kom. 20 De staf van de man die ik uitkies, zal gaan bloeien. Zo zal ik dat voortdurende geklaag van de Israëlieten tegen jullie doen verstommen.' 21 Nadat Mozes dit aan de Israëlieten had overgebracht, gaf ieder van de stamhoofden hem een staf, twaalf bij elkaar; daaronder was er ook een voor Aäron. 22 Mozes legde de staven voor de HEER, in de tent met de verbondstekst. 23 Toen hij de volgende dag de verbondstent binnenging, zag hij dat de staf van Aäron, de staf van de stam Levi, in

Geklaag

Numeri 17:16-28. Ben jij tevreden met de plaats die God jou gegeven heeft om te dienen in zijn koninkrijk en wat zijn de vruchten van dat dienen? 16 De(2) HEER zei tegen Mozes: 17-18 ‘Vraag aan het hoofd van elk van de Israëlitische stammen om je een staf te geven, twaalf staven bij elkaar: voor elk stamhoofd moet er een staf zijn. Schrijf ieders naam op zijn staf. Op die van Levi moet je Aärons naam schrijven. 19 Leg alle staven in de ontmoetingstent, voor de verbondstekst, waar ik altijd bij jullie kom. 20 De staf van de man die ik uitkies, zal gaan bloeien. Zo zal ik dat voortdurende geklaag van de Israëlieten tegen jullie doen verstommen.' 21 Nadat Mozes dit aan de Israëlieten had overgebracht, gaf ieder van de stamhoofden hem een staf, twaalf bij elkaar; daaronder was er ook een voor Aäron. 22 Mozes legde de staven voor de HEER, in de tent met de verbondstekst. 23 Toen hij de volgende dag de verbondstent binnenging, zag hij dat de staf van Aäron, de staf van de stam Levi, in

Verzoening

Numeri 17:6-15. Wat is in dit gedeelte de herkenning met het verzoeningswerk van Jezus voor jou, mij en de wereld? 6 De volgende dag echter beklaagden alle Israëlieten zich bij Mozes en Aäron. ‘U hebt het volk van de HEER gedood,' zeiden ze. 7 Toen ze tegen Mozes en Aäron te hoop liepen en naar de ontmoetingstent keken, zagen ze hoe die overdekt werd door de wolk en hoe de majesteit van de HEER verscheen. 8 Nadat Mozes en Aäron naar de ontmoetingstent waren gegaan, 9 zei de HEER tegen Mozes: 10 ‘Ga weg bij dit volk, dan zal ik het in een oogwenk vernietigen.' Toen wierpen zij zich ter aarde, 11 en Mozes zei tegen Aäron: ‘Neem een vuurbak, doe er gloeiende kolen van het altaar in, leg daar reukwerk op en ga zo snel mogelijk naar het volk. Bewerk verzoening voor hen, want de toorn van de HEER is ontbrand, de plaag is al begonnen.' 12 Aäron deed wat Mozes had gezegd en haastte zich naar het volk. De plaag was al onder hen uitgebroken. Hij legde reukwerk op de gloeiende kolen e

Verzoening

Numeri 17:6-15. Wat is in dit gedeelte de herkenning met het verzoeningswerk van Jezus voor jou, mij en de wereld? 6 De volgende dag echter beklaagden alle Israëlieten zich bij Mozes en Aäron. ‘U hebt het volk van de HEER gedood,' zeiden ze. 7 Toen ze tegen Mozes en Aäron te hoop liepen en naar de ontmoetingstent keken, zagen ze hoe die overdekt werd door de wolk en hoe de majesteit van de HEER verscheen. 8 Nadat Mozes en Aäron naar de ontmoetingstent waren gegaan, 9 zei de HEER tegen Mozes: 10 ‘Ga weg bij dit volk, dan zal ik het in een oogwenk vernietigen.' Toen wierpen zij zich ter aarde, 11 en Mozes zei tegen Aäron: ‘Neem een vuurbak, doe er gloeiende kolen van het altaar in, leg daar reukwerk op en ga zo snel mogelijk naar het volk. Bewerk verzoening voor hen, want de toorn van de HEER is ontbrand, de plaag is al begonnen.' 12 Aäron deed wat Mozes had gezegd en haastte zich naar het volk. De plaag was al onder hen uitgebroken. Hij legde reukwerk op de gloeiende kolen e

Nabijheid

Numeri 17:1-5. Wat herinnert jou er aan dat je wel in Gods nabijheid mag verkeren? 1 De(1) HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Beveel Eleazar, de zoon van de priester Aäron, de vuurbakken uit de as te halen, en gooi de gloeiende kolen eruit, ver weg, want ze zijn heilig. 3 De vuurbakken van de mannen die hun zonde met de dood hebben moeten bekopen zijn de HEER aangeboden, en daarom zijn ze heilig. Sla er platen van en bekleed daarmee het altaar. Zo zullen ze de Israëlieten als waarschuwing dienen.' 4-5 De priester Eleazar pakte de bronzen vuurbakken waarmee door hen die door de vlam gedood waren een offer was gebracht; ze werden geplet en met de platen werd het altaar bekleed; zo had de HEER het bij monde van Mozes aan Eleazar opgedragen. Deze platen moeten de Israëlieten eraan herinneren dat een onbevoegde, iemand die niet van Aäron afstamt, niet in de nabijheid van de HEER mag komen om hem een reukoffer te brengen; zo iemand zal het vergaan als Korach en zijn aanhangers.

Nabijheid

Numeri 17:1-5. Wat herinnert jou er aan dat je wel in Gods nabijheid mag verkeren? 1 De(1) HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Beveel Eleazar, de zoon van de priester Aäron, de vuurbakken uit de as te halen, en gooi de gloeiende kolen eruit, ver weg, want ze zijn heilig. 3 De vuurbakken van de mannen die hun zonde met de dood hebben moeten bekopen zijn de HEER aangeboden, en daarom zijn ze heilig. Sla er platen van en bekleed daarmee het altaar. Zo zullen ze de Israëlieten als waarschuwing dienen.' 4-5 De priester Eleazar pakte de bronzen vuurbakken waarmee door hen die door de vlam gedood waren een offer was gebracht; ze werden geplet en met de platen werd het altaar bekleed; zo had de HEER het bij monde van Mozes aan Eleazar opgedragen. Deze platen moeten de Israëlieten eraan herinneren dat een onbevoegde, iemand die niet van Aäron afstamt, niet in de nabijheid van de HEER mag komen om hem een reukoffer te brengen; zo iemand zal het vergaan als Korach en zijn aanhangers.

Afgewezen

Numeri 16:16-35. Hoe handelt God vandaag de dag met mensen die Hem afwijzen? 16 Tegen Korach zei Mozes: ‘Morgen moeten u en al uw aanhangers voor de HEER verschijnen – u en zij, en Aäron. 17 Iedereen moet dan een vuurbak nemen en er reukwerk in leggen, en alle tweehonderdvijftig vuurbakken moeten in de nabijheid van de HEER worden gebracht, ook die van uzelf en Aäron.' 18 Iedereen nam een vuurbak, deed er gloeiende kolen in, legde daar reukwerk op en stelde zich bij de ingang van de ontmoetingstent op, net als Mozes en Aäron. 19 Toen Korach al zijn aanhangers bij de ingang van de ontmoetingstent had verzameld en zij daar bij Mozes en Aäron stonden, verscheen de majesteit van de HEER aan het hele volk. 20 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 21 ‘Zonder je van deze menigte af, dan zal ik die in een oogwenk vernietigen.' 22 Hierop wierpen ze zich ter aarde en zeiden: ‘God, u die al wat leeft de levensadem schenkt, als één mens zondigt, laat u uw toorn dan op het hele volk neerkomen?&

Afgewezen

Numeri 16:16-35. Hoe handelt God vandaag de dag met mensen die Hem afwijzen? 16 Tegen Korach zei Mozes: ‘Morgen moeten u en al uw aanhangers voor de HEER verschijnen – u en zij, en Aäron. 17 Iedereen moet dan een vuurbak nemen en er reukwerk in leggen, en alle tweehonderdvijftig vuurbakken moeten in de nabijheid van de HEER worden gebracht, ook die van uzelf en Aäron.' 18 Iedereen nam een vuurbak, deed er gloeiende kolen in, legde daar reukwerk op en stelde zich bij de ingang van de ontmoetingstent op, net als Mozes en Aäron. 19 Toen Korach al zijn aanhangers bij de ingang van de ontmoetingstent had verzameld en zij daar bij Mozes en Aäron stonden, verscheen de majesteit van de HEER aan het hele volk. 20 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 21 ‘Zonder je van deze menigte af, dan zal ik die in een oogwenk vernietigen.' 22 Hierop wierpen ze zich ter aarde en zeiden: ‘God, u die al wat leeft de levensadem schenkt, als één mens zondigt, laat u uw toorn dan op het hele volk neerkomen?&

Woedend

Numeri 16:12-15. Wanneer was jij voor het laatst woedend, waarom en hoe ben je er mee omgegaan? 12 Mozes liet Datan en Abiram roepen, de zonen van Eliab. Maar zij zeiden: ‘We komen niet. 13 Is het niet genoeg dat u ons uit een land dat overvloeit van melk en honing hebt weggehaald om ons in de woestijn te laten sterven? Moet u zich ook nog als heer en meester over ons opwerpen? 14 U hebt ons bepaald niet naar een land gebracht dat overvloeit van melk en honing, en ons ook geen akkers en wijngaarden gegeven. Denkt u dat u mannen als wij een rad voor ogen kunt draaien? We komen niet.' 15 Toen werd Mozes woedend. ‘Schenk geen aandacht aan hun offer,' zei hij tegen de HEER. ‘Niemand van hen heb ik ook maar een ezel afgenomen, niemand van hen heb ik kwaad gedaan.'

Woedend

Numeri 16:12-15. Wanneer was jij voor het laatst woedend, waarom en hoe ben je er mee omgegaan? 12 Mozes liet Datan en Abiram roepen, de zonen van Eliab. Maar zij zeiden: ‘We komen niet. 13 Is het niet genoeg dat u ons uit een land dat overvloeit van melk en honing hebt weggehaald om ons in de woestijn te laten sterven? Moet u zich ook nog als heer en meester over ons opwerpen? 14 U hebt ons bepaald niet naar een land gebracht dat overvloeit van melk en honing, en ons ook geen akkers en wijngaarden gegeven. Denkt u dat u mannen als wij een rad voor ogen kunt draaien? We komen niet.' 15 Toen werd Mozes woedend. ‘Schenk geen aandacht aan hun offer,' zei hij tegen de HEER. ‘Niemand van hen heb ik ook maar een ezel afgenomen, niemand van hen heb ik kwaad gedaan.'

Genoeg

Numeri 16:1-11. Wat ligt er ten grondslag aan het gedrag van Korach en herken je dat in je eigen leven? 1-2 De Leviet Korach, de zoon van Jishar, de zoon van Kehat, en de Rubenieten Datan en Abiram, de zonen van Eliab, en On, de zoon van Pelet, kwamen tegen Mozes in opstand. Ze werden gesteund door tweehonderdvijftig leiders van de Israëlieten, achtenswaardige mannen, de aanzienlijkste van de gemeenschap. 3 Ze stelden zich tegenover Mozes en Aäron op en zeiden tegen hen: ‘U matigt u te veel aan. Alle leden van de gemeenschap zijn heilig, en de HEER is in hun midden. Waarom voelt u zich dan boven de gemeenschap van de HEER verheven?' 4 Bij het horen van deze woorden wierp Mozes zich ter aarde. 5 Daarna zei hij tegen Korach en zijn aanhang: ‘Morgen zal de HEER bekendmaken wie hem toebehoort, wie heilig is en in zijn nabijheid mag verkeren. Wie hij zal uitkiezen, mag in zijn nabijheid komen. 6 Luister wat u moet doen, Korach, en u, zijn aanhangers, ook: neem morgen allemaal een vuurba

Genoeg

Numeri 16:1-11. Wat ligt er ten grondslag aan het gedrag van Korach en herken je dat in je eigen leven? 1-2 De Leviet Korach, de zoon van Jishar, de zoon van Kehat, en de Rubenieten Datan en Abiram, de zonen van Eliab, en On, de zoon van Pelet, kwamen tegen Mozes in opstand. Ze werden gesteund door tweehonderdvijftig leiders van de Israëlieten, achtenswaardige mannen, de aanzienlijkste van de gemeenschap. 3 Ze stelden zich tegenover Mozes en Aäron op en zeiden tegen hen: ‘U matigt u te veel aan. Alle leden van de gemeenschap zijn heilig, en de HEER is in hun midden. Waarom voelt u zich dan boven de gemeenschap van de HEER verheven?' 4 Bij het horen van deze woorden wierp Mozes zich ter aarde. 5 Daarna zei hij tegen Korach en zijn aanhang: ‘Morgen zal de HEER bekendmaken wie hem toebehoort, wie heilig is en in zijn nabijheid mag verkeren. Wie hij zal uitkiezen, mag in zijn nabijheid komen. 6 Luister wat u moet doen, Korach, en u, zijn aanhangers, ook: neem morgen allemaal een vuurba

Herinneren

Numeri 15:32-41. Wat helpt jou om aan Gods geboden te denken, die na te leven en God toegewijd te blijven? 32 Tijdens hun verblijf in de woestijn troffen de Israëlieten eens een man aan die op sabbat hout aan het sprokkelen was. 33 Degenen die hem aangetroffen hadden, brachten hem voor Mozes en Aäron en voor de hele gemeenschap. 34 Hij werd in bewaring gesteld, omdat nog niet was bepaald wat er met zo iemand moest gebeuren. 35 De HEER zei tegen Mozes: ‘Die man moet gedood worden. De hele gemeenschap moet hem buiten het kamp stenigen.' 36 Toen brachten ze hem met zijn allen buiten het kamp, en daar doodden ze hem door hem te stenigen, zoals de HEER Mozes had opgedragen. 37 De HEER zei tegen Mozes: 38 ‘Zeg tegen de Israëlieten dat zij en al hun nakomelingen aan de zoom van hun kleren kwastjes moeten bevestigen waarin een blauwpurperen draad verwerkt is. 39 Bij het zien van die kwastjes zullen jullie herinnerd worden aan alle geboden van de HEER, zodat jullie die naleven en mij niet

Herinneren

Numeri 15:32-41. Wat helpt jou om aan Gods geboden te denken, die na te leven en God toegewijd te blijven? 32 Tijdens hun verblijf in de woestijn troffen de Israëlieten eens een man aan die op sabbat hout aan het sprokkelen was. 33 Degenen die hem aangetroffen hadden, brachten hem voor Mozes en Aäron en voor de hele gemeenschap. 34 Hij werd in bewaring gesteld, omdat nog niet was bepaald wat er met zo iemand moest gebeuren. 35 De HEER zei tegen Mozes: ‘Die man moet gedood worden. De hele gemeenschap moet hem buiten het kamp stenigen.' 36 Toen brachten ze hem met zijn allen buiten het kamp, en daar doodden ze hem door hem te stenigen, zoals de HEER Mozes had opgedragen. 37 De HEER zei tegen Mozes: 38 ‘Zeg tegen de Israëlieten dat zij en al hun nakomelingen aan de zoom van hun kleren kwastjes moeten bevestigen waarin een blauwpurperen draad verwerkt is. 39 Bij het zien van die kwastjes zullen jullie herinnerd worden aan alle geboden van de HEER, zodat jullie die naleven en mij niet