Posts

Posts uit juni, 2014 tonen

Opdracht

Genesis 49:29-33. Welke opdracht zou jij graag aan je nageslacht willen meegeven? Toen gaf Jakob zijn zonen de volgende opdracht: ‘Als ik straks met mijn voorouders verenigd word, begraaf me dan bij hen in de grot op het land van de Hethiet Efron, in de grot op de akker in Machpela, dicht bij Mamre, in KanaƤn, de akker die Abraham van Efron heeft gekocht omdat hij daar een eigen graf wilde hebben. Daar zijn Abraham en zijn vrouw Sara begraven, daar zijn Isaak en Rebekka begraven, en daar heb ik Lea begraven. Het stuk land waarop die grot ligt, is van de Hethieten gekocht.’ Na zijn zonen deze opdracht te hebben gegeven trok Jakob zijn voeten weer op het bed. Toen blies hij de laatste adem uit en werd hij verenigd met zijn voorouders. (Genesis 49:29-33 NBV)

Opdracht

Genesis 49:29-33. Welke opdracht zou jij graag aan je nageslacht willen meegeven? Toen gaf Jakob zijn zonen de volgende opdracht: ‘Als ik straks met mijn voorouders verenigd word, begraaf me dan bij hen in de grot op het land van de Hethiet Efron, in de grot op de akker in Machpela, dicht bij Mamre, in KanaƤn, de akker die Abraham van Efron heeft gekocht omdat hij daar een eigen graf wilde hebben. Daar zijn Abraham en zijn vrouw Sara begraven, daar zijn Isaak en Rebekka begraven, en daar heb ik Lea begraven. Het stuk land waarop die grot ligt, is van de Hethieten gekocht.’ Na zijn zonen deze opdracht te hebben gegeven trok Jakob zijn voeten weer op het bed. Toen blies hij de laatste adem uit en werd hij verenigd met zijn voorouders. (Genesis 49:29-33 NBV)

Nabijheid

Genesis 49:22-28. Hoe ervaar jij de nabijheid van de Machtige van Jacob, Herder, Rots van IsraĆ«l, de Ontzagwekkende? Een vruchtbare wijnstok is Jozef, een vruchtbare plant bij een bron, met ranken die reiken tot over de muur. De boogschutters, zij haatten hem, zij tergden hem en schoten. Maar zijn boog bleef gespannen, zijn armen en handen soepel, door de hulp van de Machtige, de Machtige van Jakob, door de nabijheid van de Herder, de Rots van IsraĆ«l, door de God van je vader, de Ontzagwekkende. Hij moge je helpen, hij moge je zegenen met zegeningen van de hemel daar boven en van de oervloed in de diepte, met zegeningen van borsten en moederschoot. De zegen van je vader is rijker dan de zegen van de eeuwige bergen, de kostelijke rijkdom van de eeuwige heuvels. Moge die zegen op Jozef rusten, de uitverkorene onder zijn broers. Benjamin, een verscheurende wolf; ’s morgens verslindt hij zijn prooi, ’s avonds verdeelt hij de buit.’ Dit waren alle stammen van IsraĆ«l, twaalf in getal, en met

Nabijheid

Genesis 49:22-28. Hoe ervaar jij de nabijheid van de Machtige van Jacob, Herder, Rots van IsraĆ«l, de Ontzagwekkende? Een vruchtbare wijnstok is Jozef, een vruchtbare plant bij een bron, met ranken die reiken tot over de muur. De boogschutters, zij haatten hem, zij tergden hem en schoten. Maar zijn boog bleef gespannen, zijn armen en handen soepel, door de hulp van de Machtige, de Machtige van Jakob, door de nabijheid van de Herder, de Rots van IsraĆ«l, door de God van je vader, de Ontzagwekkende. Hij moge je helpen, hij moge je zegenen met zegeningen van de hemel daar boven en van de oervloed in de diepte, met zegeningen van borsten en moederschoot. De zegen van je vader is rijker dan de zegen van de eeuwige bergen, de kostelijke rijkdom van de eeuwige heuvels. Moge die zegen op Jozef rusten, de uitverkorene onder zijn broers. Benjamin, een verscheurende wolf; ’s morgens verslindt hij zijn prooi, ’s avonds verdeelt hij de buit.’ Dit waren alle stammen van IsraĆ«l, twaalf in getal, en met

Hulp

Genesis 49:17-21. Van wie verwacht jij hulp en voor wat? Dan, hij is een slang op de weg, een adder op het pad; hij bijt het paard in de hielen, de berijder komt ten val. Op uw hulp hoop ik, HEER! Gad, een roversbende belaagt hem, maar hij achtervolgt zijn belagers. Aser, rijk aan de fijnste spijzen, voedsel voor koningen brengt hij voort. Naftali, een hinde in vrijheid, die prachtige kalveren werpt. (Genesis 49:17-21 NBV)

Hulp

Genesis 49:17-21. Van wie verwacht jij hulp en voor wat? Dan, hij is een slang op de weg, een adder op het pad; hij bijt het paard in de hielen, de berijder komt ten val. Op uw hulp hoop ik, HEER! Gad, een roversbende belaagt hem, maar hij achtervolgt zijn belagers. Aser, rijk aan de fijnste spijzen, voedsel voor koningen brengt hij voort. Naftali, een hinde in vrijheid, die prachtige kalveren werpt. (Genesis 49:17-21 NBV)

Last

Genesis 49:13-15. Welke last heb jij te dragen en doe je dat ook? Zebulon, aan de zee zal hij wonen, aan zijn strand de schepen ontvangen. Zijn gebied strekt zich uit tot aan Sidon. Issachar is een sterke ezel, liggend tussen de manden. Hij zag hoe weldadig de rust was en hoe bekoorlijk het land; er werd hem zwaar werk opgelegd, hij boog zich en droeg zijn last. (Genesis 49:13-15 NBV)

Last

Genesis 49:13-15. Welke last heb jij te dragen en doe je dat ook? Zebulon, aan de zee zal hij wonen, aan zijn strand de schepen ontvangen. Zijn gebied strekt zich uit tot aan Sidon. Issachar is een sterke ezel, liggend tussen de manden. Hij zag hoe weldadig de rust was en hoe bekoorlijk het land; er werd hem zwaar werk opgelegd, hij boog zich en droeg zijn last. (Genesis 49:13-15 NBV)

Dienen

Genesis 49:8-12. (Hoe) dien jij Jezus, de leeuw van Juda, Koning der eeuwigheid, Zoon van God, Hij die recht heeft op de scepter? Juda, jou zullen je broers bejubelen, voor jou buigt de vijand de nek, voor jou zullen mijn zonen zich buigen. Sterk als een jonge leeuw ben jij, je verovert je prooi, mijn zoon, en keert naar je leger terug. Juda gaat liggen als een leeuw, vol majesteit vlijt hij zich neer – wie zou hem durven wekken? In Juda’s handen zal de scepter blijven, tussen zijn voeten de heersersstaf, totdat hij komt die er recht op heeft, die alle volken zullen dienen. Aan een wijnstok bindt hij zijn ezel, aan een wingerd het jong van zijn ezelin, in wijn wast hij zijn gewaad, in druivenbloed zijn bovenkleed. Zijn ogen fonkelen door de wijn, zijn tanden zijn wit van de melk. (Genesis 49:8-12 NBV)

Dienen

Genesis 49:8-12. (Hoe) dien jij Jezus, de leeuw van Juda, Koning der eeuwigheid, Zoon van God, Hij die recht heeft op de scepter? Juda, jou zullen je broers bejubelen, voor jou buigt de vijand de nek, voor jou zullen mijn zonen zich buigen. Sterk als een jonge leeuw ben jij, je verovert je prooi, mijn zoon, en keert naar je leger terug. Juda gaat liggen als een leeuw, vol majesteit vlijt hij zich neer – wie zou hem durven wekken? In Juda’s handen zal de scepter blijven, tussen zijn voeten de heersersstaf, totdat hij komt die er recht op heeft, die alle volken zullen dienen. Aan een wijnstok bindt hij zijn ezel, aan een wingerd het jong van zijn ezelin, in wijn wast hij zijn gewaad, in druivenbloed zijn bovenkleed. Zijn ogen fonkelen door de wijn, zijn tanden zijn wit van de melk. (Genesis 49:8-12 NBV)

Beramen

Genesis 49:5-7. Wat beraam jij en wil God daar bij zijn? Simeon en Levi zijn altijd samen, zij beramen niets dan geweld. Ik wil niet deelnemen aan hun beraad, op hun bijeenkomsten wil ik niet zijn. In woede ontstoken doden zij mannen, moedwillig verlammen ze stieren. Vervloekt zij hun grimmige woede, vervloekt hun ontembare razernij. Ik zal hen verstrooien over Jakobs volk, hen over Israƫl verspreiden. (Genesis 49:5-7 NBV)

Beramen

Genesis 49:5-7. Wat beraam jij en wil God daar bij zijn? Simeon en Levi zijn altijd samen, zij beramen niets dan geweld. Ik wil niet deelnemen aan hun beraad, op hun bijeenkomsten wil ik niet zijn. In woede ontstoken doden zij mannen, moedwillig verlammen ze stieren. Vervloekt zij hun grimmige woede, vervloekt hun ontembare razernij. Ik zal hen verstrooien over Jakobs volk, hen over Israƫl verspreiden. (Genesis 49:5-7 NBV)

Onstuimig

Genesis 49:3-4. Hoe onstuimig ben jij en wat gebeurt er als jij niet meer in toom te houden bent? Ruben, mijn oudste zoon ben jij, de eerste vrucht van mijn manlijke kracht, in fierheid en macht de voornaamste. Onstuimig ben jij als het water – nee, jij zult niet de voornaamste zijn, want jij hebt je vaders bed beslapen, je vaders legerstee ontwijd. Hij heeft mijn bed beslapen! (Genesis 49:3, 4 NBV)

Onstuimig

Genesis 49:3-4. Hoe onstuimig ben jij en wat gebeurt er als jij niet meer in toom te houden bent? Ruben, mijn oudste zoon ben jij, de eerste vrucht van mijn manlijke kracht, in fierheid en macht de voornaamste. Onstuimig ben jij als het water – nee, jij zult niet de voornaamste zijn, want jij hebt je vaders bed beslapen, je vaders legerstee ontwijd. Hij heeft mijn bed beslapen! (Genesis 49:3, 4 NBV)

Toekomst

Genesis 49:1-2. Wat kun jij vertellen over jouw toekomst en wie vertelt jou die? Daarop liet Jakob al zijn zonen bij zich roepen en zei: ‘Kom allemaal hier, dan zal ik jullie vertellen hoe het je in de toekomst zal vergaan. Kom hier en luister, zonen van Jakob, luister naar IsraĆ«l, je vader. (Genesis 49:1, 2 NBV)

Toekomst

Genesis 49:1-2. Wat kun jij vertellen over jouw toekomst en wie vertelt jou die? Daarop liet Jakob al zijn zonen bij zich roepen en zei: ‘Kom allemaal hier, dan zal ik jullie vertellen hoe het je in de toekomst zal vergaan. Kom hier en luister, zonen van Jakob, luister naar IsraĆ«l, je vader. (Genesis 49:1, 2 NBV)

Niet zo, vader!

Genesis 48:17-22. Als God andere keuzes maakt dan jij zou willen, hoe ga jij daar dan mee om? Toen Jozef zag dat zijn vader zijn rechterhand op het hoofd van EfraĆÆm had gelegd, leek hem dat verkeerd, en daarom pakte hij zijn vaders hand, om die te verplaatsen van EfraĆÆms hoofd naar dat van Manasse. ‘Niet zo, vader!’ zei Jozef. ‘Dit is de oudste, u moet uw rechterhand op zijn hoofd leggen.’ Maar zijn vader wilde dat niet. ‘Ik weet het, mijn zoon,’ zei hij, ‘ik weet het. Ook uit hem zal een volk voortkomen, ook hij zal machtig worden. Maar zijn jongere broer zal machtiger worden dan hij, en uit hem zullen tal van volken voortkomen.’ Zo zegende hij hen die dag met de woorden: ‘Jullie naam zal worden genoemd in de zegenwensen van de IsraĆ«lieten. Ze zullen zeggen: “Moge God u maken als EfraĆÆm en Manasse.”’ Zo plaatste hij EfraĆÆm vĆ³Ć³r Manasse. Daarna zei IsraĆ«l tegen Jozef: ‘Ik zal nu spoedig sterven. Maar God zal jullie terzijde staan en jullie laten terugkeren naar het land van je vooroude

Niet zo, vader!

Genesis 48:17-22. Als God andere keuzes maakt dan jij zou willen, hoe ga jij daar dan mee om? Toen Jozef zag dat zijn vader zijn rechterhand op het hoofd van EfraĆÆm had gelegd, leek hem dat verkeerd, en daarom pakte hij zijn vaders hand, om die te verplaatsen van EfraĆÆms hoofd naar dat van Manasse. ‘Niet zo, vader!’ zei Jozef. ‘Dit is de oudste, u moet uw rechterhand op zijn hoofd leggen.’ Maar zijn vader wilde dat niet. ‘Ik weet het, mijn zoon,’ zei hij, ‘ik weet het. Ook uit hem zal een volk voortkomen, ook hij zal machtig worden. Maar zijn jongere broer zal machtiger worden dan hij, en uit hem zullen tal van volken voortkomen.’ Zo zegende hij hen die dag met de woorden: ‘Jullie naam zal worden genoemd in de zegenwensen van de IsraĆ«lieten. Ze zullen zeggen: “Moge God u maken als EfraĆÆm en Manasse.”’ Zo plaatste hij EfraĆÆm vĆ³Ć³r Manasse. Daarna zei IsraĆ«l tegen Jozef: ‘Ik zal nu spoedig sterven. Maar God zal jullie terzijde staan en jullie laten terugkeren naar het land van je vooroude

Herder

Genesis 48:8-16. Hoe lang is God jouw Herder al en waar heeft Hij je tot nu toe heen geleid? Toen viel IsraĆ«ls oog op Jozefs zonen, en hij vroeg: ‘Wie zijn dat?’ Jozef antwoordde zijn vader: ‘Dat zijn mijn zonen, die God mij hier gegeven heeft.’ ‘Laat ze toch dichterbij komen,’ zei IsraĆ«l, ‘dan zal ik hen zegenen.’ Doordat IsraĆ«l al oud was, waren zijn ogen dof geworden, hij kon niet goed meer zien. Toen Jozef zijn zonen dichter naar hem toe had gebracht, kuste en omhelsde IsraĆ«l hen. ‘Ik had niet gedacht dat ik jou ooit nog zou terugzien,’ zei hij tegen Jozef, ‘maar God heeft mij zelfs je nakomelingen laten zien.’ Jozef liet zijn zonen, die tegen IsraĆ«ls knieĆ«n stonden, wat opzij gaan en boog zich diep voor hem neer. Daarna bracht hij hen beiden weer dicht bij zijn vader. Aan zijn rechterhand had hij EfraĆÆm, die hij links van IsraĆ«l plaatste, en aan zijn linkerhand had hij Manasse, die hij rechts van hem plaatste. Maar IsraĆ«l kruiste zijn handen: zijn rechterhand legde hij op het hoof

Herder

Genesis 48:8-16. Hoe lang is God jouw Herder al en waar heeft Hij je tot nu toe heen geleid? Toen viel IsraĆ«ls oog op Jozefs zonen, en hij vroeg: ‘Wie zijn dat?’ Jozef antwoordde zijn vader: ‘Dat zijn mijn zonen, die God mij hier gegeven heeft.’ ‘Laat ze toch dichterbij komen,’ zei IsraĆ«l, ‘dan zal ik hen zegenen.’ Doordat IsraĆ«l al oud was, waren zijn ogen dof geworden, hij kon niet goed meer zien. Toen Jozef zijn zonen dichter naar hem toe had gebracht, kuste en omhelsde IsraĆ«l hen. ‘Ik had niet gedacht dat ik jou ooit nog zou terugzien,’ zei hij tegen Jozef, ‘maar God heeft mij zelfs je nakomelingen laten zien.’ Jozef liet zijn zonen, die tegen IsraĆ«ls knieĆ«n stonden, wat opzij gaan en boog zich diep voor hem neer. Daarna bracht hij hen beiden weer dicht bij zijn vader. Aan zijn rechterhand had hij EfraĆÆm, die hij links van IsraĆ«l plaatste, en aan zijn linkerhand had hij Manasse, die hij rechts van hem plaatste. Maar IsraĆ«l kruiste zijn handen: zijn rechterhand legde hij op het hoof

Kindschap

Genesis 48:1-7. Van wie ben jij een kind en wat is jouw thuisland? Niet lang daarna ontving Jozef het bericht dat zijn vader ziek was. Samen met zijn twee zonen, Manasse en EfraĆÆm, ging hij naar hem toe. Toen men Jakob vertelde dat zijn zoon Jozef er was, verzamelde hij al zijn krachten en ging op de rand van het bed zitten. Hij zei tegen Jozef: ‘God, de Ontzagwekkende, is in Luz, in KanaƤn, aan mij verschenen en heeft mij daar gezegend. Hij heeft me gezegd: “Ik zal je vruchtbaar maken en je veel nakomelingen geven; er zal een groot aantal volken uit je voortkomen. En dit land zal ik jouw nakomelingen voor altijd in bezit geven.” Welnu, de twee zonen die jij in Egypte hebt gekregen voordat ik hierheen kwam, zullen als mijn eigen zonen gelden: EfraĆÆm en Manasse stel ik op Ć©Ć©n lijn met Ruben en Simeon. Maar als je na hen nog meer kinderen verwekt, dan zullen die als de jouwe worden beschouwd. Zij krijgen grondbezit in het stamgebied van hun broers. Ik wil dit zo omdat toen ik terugkwam u

Kindschap

Genesis 48:1-7. Van wie ben jij een kind en wat is jouw thuisland? Niet lang daarna ontving Jozef het bericht dat zijn vader ziek was. Samen met zijn twee zonen, Manasse en EfraĆÆm, ging hij naar hem toe. Toen men Jakob vertelde dat zijn zoon Jozef er was, verzamelde hij al zijn krachten en ging op de rand van het bed zitten. Hij zei tegen Jozef: ‘God, de Ontzagwekkende, is in Luz, in KanaƤn, aan mij verschenen en heeft mij daar gezegend. Hij heeft me gezegd: “Ik zal je vruchtbaar maken en je veel nakomelingen geven; er zal een groot aantal volken uit je voortkomen. En dit land zal ik jouw nakomelingen voor altijd in bezit geven.” Welnu, de twee zonen die jij in Egypte hebt gekregen voordat ik hierheen kwam, zullen als mijn eigen zonen gelden: EfraĆÆm en Manasse stel ik op Ć©Ć©n lijn met Ruben en Simeon. Maar als je na hen nog meer kinderen verwekt, dan zullen die als de jouwe worden beschouwd. Zij krijgen grondbezit in het stamgebied van hun broers. Ik wil dit zo omdat toen ik terugkwam u

Levenseinde

Genesis 47:28-31. Als je levenseinde zou naderen en je kijkt terug op je leven, hoe heeft Jezus zijn liefde en trouw dan aan jou bewezen en wat zou je Hem nog willen vragen? Jakob woonde zeventien jaar in Egypte; hij werd honderdzevenenveertig jaar. Toen hij voelde dat hij niet lang meer zou leven, liet hij zijn zoon Jozef bij zich komen. ‘Als je het goed met me voorhebt,’ zei IsraĆ«l, ‘leg dan je hand in mijn lies en geef mij blijk van je liefde en trouw: zweer dat je me niet in Egypte begraaft. Als ik straks gestorven ben, breng mij dan weg uit Egypte en begraaf me in het graf van mijn voorouders.’ Jozef beloofde het. ‘Zweer het mij,’ zei IsraĆ«l. Jozef zwoer het hem, en daarna knielde IsraĆ«l neer op het hoofdeinde van zijn bed. (Genesis 47:28-31 NBV)

Levenseinde

Genesis 47:28-31. Als je levenseinde zou naderen en je kijkt terug op je leven, hoe heeft Jezus zijn liefde en trouw dan aan jou bewezen en wat zou je Hem nog willen vragen? Jakob woonde zeventien jaar in Egypte; hij werd honderdzevenenveertig jaar. Toen hij voelde dat hij niet lang meer zou leven, liet hij zijn zoon Jozef bij zich komen. ‘Als je het goed met me voorhebt,’ zei IsraĆ«l, ‘leg dan je hand in mijn lies en geef mij blijk van je liefde en trouw: zweer dat je me niet in Egypte begraaft. Als ik straks gestorven ben, breng mij dan weg uit Egypte en begraaf me in het graf van mijn voorouders.’ Jozef beloofde het. ‘Zweer het mij,’ zei IsraĆ«l. Jozef zwoer het hem, en daarna knielde IsraĆ«l neer op het hoofdeinde van zijn bed. (Genesis 47:28-31 NBV)

Gekocht

Genesis 47:18-27. Hoe staat het met jouw leven en jouw bezittingen? Aan wie behoort dat toe en wat doe je er mee? Een jaar later kwamen ze weer bij hem. Ditmaal zeiden ze: ‘We hoeven u niet te zeggen, heer, dat we nu al ons geld en al ons vee aan u hebben gegeven. We hebben u niets anders meer te bieden dan ons lichaam en onze akkers. Laat ons en onze akkers niet voor uw ogen ten onder gaan. Koop ons en onze grond in ruil voor eten; dan krijgt de farao de beschikking over onszelf en onze grond. En geeft u ons ook zaad, dan kunnen we tenminste in leven blijven en hoeven de akkers niet te verwilderen.’ Jozef kocht alle akkergrond van Egypte voor de farao op, want alle Egyptenaren verkochten hun akker, zo erg hadden ze onder de hongersnood te lijden. Zo kwam al het land in bezit van de farao. En in alle delen van Egypte maakte Jozef het volk tot slaaf. Alleen de grond van de priesters kocht hij niet op, want de priesters kregen een vaste toelage van de farao en zij konden van dat inkomen

Gekocht

Genesis 47:18-27. Hoe staat het met jouw leven en jouw bezittingen? Aan wie behoort dat toe en wat doe je er mee? Een jaar later kwamen ze weer bij hem. Ditmaal zeiden ze: ‘We hoeven u niet te zeggen, heer, dat we nu al ons geld en al ons vee aan u hebben gegeven. We hebben u niets anders meer te bieden dan ons lichaam en onze akkers. Laat ons en onze akkers niet voor uw ogen ten onder gaan. Koop ons en onze grond in ruil voor eten; dan krijgt de farao de beschikking over onszelf en onze grond. En geeft u ons ook zaad, dan kunnen we tenminste in leven blijven en hoeven de akkers niet te verwilderen.’ Jozef kocht alle akkergrond van Egypte voor de farao op, want alle Egyptenaren verkochten hun akker, zo erg hadden ze onder de hongersnood te lijden. Zo kwam al het land in bezit van de farao. En in alle delen van Egypte maakte Jozef het volk tot slaaf. Alleen de grond van de priesters kocht hij niet op, want de priesters kregen een vaste toelage van de farao en zij konden van dat inkomen

Ruil

Genesis 47:13-17. Wat geef jij aan Jezus in ruil voor het geestelijke voedsel dat je van Hem ontvangt? In heel het land was het voedsel inmiddels op, zo ernstig was de hongersnood. Zowel Egypte als KanaƤn dreigde onder de hongersnood te bezwijken. De mensen kochten bij Jozef graan, en zo kwam al het geld dat er in Egypte en KanaƤn te vinden was bij Jozef terecht. Hij liet dat geld naar het paleis van de farao brengen. Toen het geld in Egypte en KanaƤn op was, kwamen de Egyptenaren weer bij Jozef. ‘Geef ons te eten,’ zeiden ze. ‘U kunt ons toch niet voor uw ogen laten sterven nu we geen geld meer hebben?’ Jozef antwoordde: ‘Als u geen geld meer hebt, geef me dan uw vee, dan krijgt u in ruil daarvoor eten.’ Dus brachten ze hun vee naar Jozef, en hij gaf hun voedsel in ruil voor hun paarden, schapen, geiten, runderen en ezels. Zo voorzag hij hen dat jaar van voedsel in ruil voor hun vee. (Genesis 47:13-17 NBV)

Ruil

Genesis 47:13-17. Wat geef jij aan Jezus in ruil voor het geestelijke voedsel dat je van Hem ontvangt? In heel het land was het voedsel inmiddels op, zo ernstig was de hongersnood. Zowel Egypte als KanaƤn dreigde onder de hongersnood te bezwijken. De mensen kochten bij Jozef graan, en zo kwam al het geld dat er in Egypte en KanaƤn te vinden was bij Jozef terecht. Hij liet dat geld naar het paleis van de farao brengen. Toen het geld in Egypte en KanaƤn op was, kwamen de Egyptenaren weer bij Jozef. ‘Geef ons te eten,’ zeiden ze. ‘U kunt ons toch niet voor uw ogen laten sterven nu we geen geld meer hebben?’ Jozef antwoordde: ‘Als u geen geld meer hebt, geef me dan uw vee, dan krijgt u in ruil daarvoor eten.’ Dus brachten ze hun vee naar Jozef, en hij gaf hun voedsel in ruil voor hun paarden, schapen, geiten, runderen en ezels. Zo voorzag hij hen dat jaar van voedsel in ruil voor hun vee. (Genesis 47:13-17 NBV)

Voedsel

Genesis 47:11-12. Welk 'voedsel' heeft Jezus jou gegeven, is het genoeg en wat doe je er mee? Jozef gaf zijn vader en zijn broers een stuk grond in het beste deel van Egypte, in Rameses, zodat ze zich daar konden vestigen, zoals de farao had gezegd. Hij voorzag zijn vader en zijn broers en heel zijn verdere familie van voedsel, zo veel als zij en hun kinderen maar nodig hadden. (Genesis 47:11, 12 NBV)

Voedsel

Genesis 47:11-12. Welk 'voedsel' heeft Jezus jou gegeven, is het genoeg en wat doe je er mee? Jozef gaf zijn vader en zijn broers een stuk grond in het beste deel van Egypte, in Rameses, zodat ze zich daar konden vestigen, zoals de farao had gezegd. Hij voorzag zijn vader en zijn broers en heel zijn verdere familie van voedsel, zo veel als zij en hun kinderen maar nodig hadden. (Genesis 47:11, 12 NBV)

Zegenwens

Genesis 47:7-10. Als jou gevraagd wordt naar je leeftijd en je zou je leven tot nu toe samenvatten, wat zou je dan zeggen en heb jij een zegenwens voor die ander? Hierna bracht Jozef zijn vader Jakob bij de farao en stelde hem aan de farao voor. Jakob begroette hem met een zegenwens. De farao vroeg hem naar zijn leeftijd en Jakob antwoordde: ‘Honderddertig jaar heb ik nu op aarde rondgezworven. Mijn leven, dat ellendig is geweest, heeft nog maar kort geduurd, ik heb nog niet zo lang op aarde rondgezworven als mijn voorouders.’ Toen nam Jakob met een zegenwens afscheid van de farao. (Genesis 47:7-10 NBV)

Zegenwens

Genesis 47:7-10. Als jou gevraagd wordt naar je leeftijd en je zou je leven tot nu toe samenvatten, wat zou je dan zeggen en heb jij een zegenwens voor die ander? Hierna bracht Jozef zijn vader Jakob bij de farao en stelde hem aan de farao voor. Jakob begroette hem met een zegenwens. De farao vroeg hem naar zijn leeftijd en Jakob antwoordde: ‘Honderddertig jaar heb ik nu op aarde rondgezworven. Mijn leven, dat ellendig is geweest, heeft nog maar kort geduurd, ik heb nog niet zo lang op aarde rondgezworven als mijn voorouders.’ Toen nam Jakob met een zegenwens afscheid van de farao. (Genesis 47:7-10 NBV)

Vak

Genesis 47:1-6. Hoe goed versta jij je vak en wat kun je er mee doen voor de verspreiding van het Evangelie? Daarop ging Jozef naar de farao en deelde hem mee dat zijn vader en broers uit KanaƤn waren gekomen, met hun schapen, geiten en runderen en met alles wat ze verder bezaten, en dat ze nu in Gosen waren. Vijf van zijn broers had hij meegenomen en hij stelde hen aan de farao voor. ‘Wat is uw beroep?’ vroeg de farao, en zij antwoordden: ‘Wij zijn schaapherders, net als onze voorouders.’ En ze vervolgden: ‘Uw dienaren zijn hierheen gekomen om een tijdlang in dit land te wonen, want er is in KanaƤn geen weidegrond meer voor onze schapen en geiten; zo erg is de hongersnood daar. Geef uw dienaren daarom toestemming om in Gosen te gaan wonen.’ Toen zei de farao tegen Jozef: ‘Nu uw vader en uw broers naar u toe zijn gekomen, kunnen ze in Egypte blijven. Laat hen in het beste deel van het land wonen, laten ze zich in Gosen vestigen. En zijn er mannen bij die, naar u weet, hun vak verstaan,

Vak

Genesis 47:1-6. Hoe goed versta jij je vak en wat kun je er mee doen voor de verspreiding van het Evangelie? Daarop ging Jozef naar de farao en deelde hem mee dat zijn vader en broers uit KanaƤn waren gekomen, met hun schapen, geiten en runderen en met alles wat ze verder bezaten, en dat ze nu in Gosen waren. Vijf van zijn broers had hij meegenomen en hij stelde hen aan de farao voor. ‘Wat is uw beroep?’ vroeg de farao, en zij antwoordden: ‘Wij zijn schaapherders, net als onze voorouders.’ En ze vervolgden: ‘Uw dienaren zijn hierheen gekomen om een tijdlang in dit land te wonen, want er is in KanaƤn geen weidegrond meer voor onze schapen en geiten; zo erg is de hongersnood daar. Geef uw dienaren daarom toestemming om in Gosen te gaan wonen.’ Toen zei de farao tegen Jozef: ‘Nu uw vader en uw broers naar u toe zijn gekomen, kunnen ze in Egypte blijven. Laat hen in het beste deel van het land wonen, laten ze zich in Gosen vestigen. En zijn er mannen bij die, naar u weet, hun vak verstaan,

Afschuw

Genesis 46:31-34. Wat merk jij van de afschuw tegen christenen in ons land en in de wereld en hoe ga jij daar mee om? Jozef zei tegen zijn broers en zijn verdere familieleden: ‘Ik ga nu de farao op de hoogte brengen. Ik zal tegen hem zeggen: “Mijn broers en mijn andere familieleden zijn uit KanaƤn naar mij toe gekomen. Het zijn altijd schaapherders en veefokkers geweest, en ze hebben hun schapen en geiten en hun runderen meegebracht en alles wat ze verder maar bezitten.” Als de farao jullie ontbiedt en naar je beroep vraagt, dan moeten jullie hem beleefd antwoorden dat jullie al van jongs af aan veefokkers zijn, net als jullie voorouders. Dan zullen jullie je wel hier in Gosen mogen vestigen, want de Egyptenaren hebben een afschuw van schaapherders.’ (Genesis 46:31-34 NBV)

Afschuw

Genesis 46:31-34. Wat merk jij van de afschuw tegen christenen in ons land en in de wereld en hoe ga jij daar mee om? Jozef zei tegen zijn broers en zijn verdere familieleden: ‘Ik ga nu de farao op de hoogte brengen. Ik zal tegen hem zeggen: “Mijn broers en mijn andere familieleden zijn uit KanaƤn naar mij toe gekomen. Het zijn altijd schaapherders en veefokkers geweest, en ze hebben hun schapen en geiten en hun runderen meegebracht en alles wat ze verder maar bezitten.” Als de farao jullie ontbiedt en naar je beroep vraagt, dan moeten jullie hem beleefd antwoorden dat jullie al van jongs af aan veefokkers zijn, net als jullie voorouders. Dan zullen jullie je wel hier in Gosen mogen vestigen, want de Egyptenaren hebben een afschuw van schaapherders.’ (Genesis 46:31-34 NBV)

Weg

Genesis 46:28-30. Welke weg leidt naar God / het eeuwige leven en wandel jij daar op? Jakob had Juda vooruitgestuurd naar Jozef, om van hem te horen welke weg naar Gosen leidde. Toen Jakob en zijn familie in Gosen waren aangekomen, spande Jozef zijn wagen in en reed daarnaartoe, zijn vader IsraĆ«l tegemoet. Toen hij eindelijk voor zijn vader stond, viel hij hem om de hals en huilde langdurig. En IsraĆ«l zei tegen Jozef: ‘Nu ik jou levend en wel heb teruggezien, kan ik sterven.’ (Genesis 46:28-30 NBV)

Weg

Genesis 46:28-30. Welke weg leidt naar God / het eeuwige leven en wandel jij daar op? Jakob had Juda vooruitgestuurd naar Jozef, om van hem te horen welke weg naar Gosen leidde. Toen Jakob en zijn familie in Gosen waren aangekomen, spande Jozef zijn wagen in en reed daarnaartoe, zijn vader IsraĆ«l tegemoet. Toen hij eindelijk voor zijn vader stond, viel hij hem om de hals en huilde langdurig. En IsraĆ«l zei tegen Jozef: ‘Nu ik jou levend en wel heb teruggezien, kan ik sterven.’ (Genesis 46:28-30 NBV)

Zonen

Genesis 46:16-27. Hoe zit het met de dochters? Tellen die niet mee? Zonen van Gad: Sifjon, Chaggi, Suni, Esbon, Eri, Arodi en Areli. Zonen van Aser: Jimna, Jiswa, Jiswi en Beria; hun zuster was Serach. Zonen van Beria: Cheber en MalkiĆ«l. Dit waren de zonen van Jakob die Zilpa hem gebaard had, de slavin die door Laban aan zijn dochter Lea was gegeven, en hun nakomelingen. Zestien personen. Zonen van Jakobs vrouw Rachel: Jozef en Benjamin. Jozef kreeg in Egypte kinderen bij Asnat, namelijk Manasse en EfraĆÆm. Asnat was een dochter van Potifera, die priester was in Heliopolis. Zonen van Benjamin: Bela, Becher, Asbel, Gera, NaƤman, Echi, Ros, Muppim, Chuppim en Ard. Dit waren de zonen van Jakob en Rachel, en hun nakomelingen. In totaal veertien personen. Zoon van Dan: Chusim. Zonen van Naftali: JachseĆ«l, Guni, Jeser en Sillem. Dit waren de zonen van Jakob die Bilha hem gebaard had, de slavin die door Laban aan zijn dochter Rachel was gegeven, en hun nakomelingen. In totaal zeven personen. H

Zonen

Genesis 46:16-27. Hoe zit het met de dochters? Tellen die niet mee? Zonen van Gad: Sifjon, Chaggi, Suni, Esbon, Eri, Arodi en Areli. Zonen van Aser: Jimna, Jiswa, Jiswi en Beria; hun zuster was Serach. Zonen van Beria: Cheber en MalkiĆ«l. Dit waren de zonen van Jakob die Zilpa hem gebaard had, de slavin die door Laban aan zijn dochter Lea was gegeven, en hun nakomelingen. Zestien personen. Zonen van Jakobs vrouw Rachel: Jozef en Benjamin. Jozef kreeg in Egypte kinderen bij Asnat, namelijk Manasse en EfraĆÆm. Asnat was een dochter van Potifera, die priester was in Heliopolis. Zonen van Benjamin: Bela, Becher, Asbel, Gera, NaƤman, Echi, Ros, Muppim, Chuppim en Ard. Dit waren de zonen van Jakob en Rachel, en hun nakomelingen. In totaal veertien personen. Zoon van Dan: Chusim. Zonen van Naftali: JachseĆ«l, Guni, Jeser en Sillem. Dit waren de zonen van Jakob die Bilha hem gebaard had, de slavin die door Laban aan zijn dochter Rachel was gegeven, en hun nakomelingen. In totaal zeven personen. H

Nakomelingen

Genesis 46:8-15. Ken jij al de nakomelingen van jouw familie bij name en wat betekenen ze voor je? Dit zijn de namen van de IsraĆ«lieten – Jakob en zijn nakomelingen – die naar Egypte kwamen. Jakobs oudste zoon: Ruben. Zonen van Ruben: Chanoch, Pallu, Chesron en Karmi. Zonen van Simeon: Jemuel, Jamin, Ohad, Jachin, Sochar en SaĆ¼l, de zoon van een KanaƤnitische. Zonen van Levi: Gerson, Kehat en Merari. Zonen van Juda: Er, Onan, Sela, Peres en Zerach. Er en Onan waren in KanaƤn gestorven. Zonen van Peres: Chesron en Chamul. Zonen van Issachar: Tola, Pua, Job en Simron. Zonen van Zebulon: Sered, Elon en JachleĆ«l. Dit waren de zonen van Jakob die Lea hem in Paddan-Aram gebaard had, en hun nakomelingen; ook kreeg hij bij haar een dochter, Dina. In totaal drieĆ«ndertig personen, mannen en vrouwen bij elkaar geteld. (Genesis 46:8-15 NBV)

Nakomelingen

Genesis 46:8-15. Ken jij al de nakomelingen van jouw familie bij name en wat betekenen ze voor je? Dit zijn de namen van de IsraĆ«lieten – Jakob en zijn nakomelingen – die naar Egypte kwamen. Jakobs oudste zoon: Ruben. Zonen van Ruben: Chanoch, Pallu, Chesron en Karmi. Zonen van Simeon: Jemuel, Jamin, Ohad, Jachin, Sochar en SaĆ¼l, de zoon van een KanaƤnitische. Zonen van Levi: Gerson, Kehat en Merari. Zonen van Juda: Er, Onan, Sela, Peres en Zerach. Er en Onan waren in KanaƤn gestorven. Zonen van Peres: Chesron en Chamul. Zonen van Issachar: Tola, Pua, Job en Simron. Zonen van Zebulon: Sered, Elon en JachleĆ«l. Dit waren de zonen van Jakob die Lea hem in Paddan-Aram gebaard had, en hun nakomelingen; ook kreeg hij bij haar een dochter, Dina. In totaal drieĆ«ndertig personen, mannen en vrouwen bij elkaar geteld. (Genesis 46:8-15 NBV)

Meereizen

Genesis 46:1-7. Hoe merk jij dat God met je meereist door dit leven? IsraĆ«l ging op weg; al zijn bezittingen nam hij mee. In Berseba gekomen, bracht hij offers aan de God van zijn vader Isaak. ’s Nachts richtte God zich in een visioen tot IsraĆ«l. ‘Jakob! Jakob!’ riep hij, en Jakob antwoordde: ‘Ik luister.’ God zei: ‘Ik ben God, de God van je vader. Wees niet bang om verder te reizen naar Egypte, want ik zal daar een groot volk uit je doen voortkomen. Ikzelf zal met je meereizen naar Egypte, en ik zal je daar ook weer vandaan brengen. En niemand anders dan Jozef zal jou de ogen sluiten.’ Toen verliet Jakob Berseba. Zijn zonen lieten hem, hun kinderen en hun vrouwen op de wagens rijden die de farao hiervoor had meegegeven. Zo trokken Jakob en al zijn nakomelingen naar Egypte, met hun veestapel en alle andere bezittingen die ze in KanaƤn hadden verkregen; zijn zonen en kleinzonen, zijn dochters en kleindochters, al zijn nakomelingen nam Jakob mee naar Egypte. (Genesis 46:1-7 NBV)

Meereizen

Genesis 46:1-7. Hoe merk jij dat God met je meereist door dit leven? IsraĆ«l ging op weg; al zijn bezittingen nam hij mee. In Berseba gekomen, bracht hij offers aan de God van zijn vader Isaak. ’s Nachts richtte God zich in een visioen tot IsraĆ«l. ‘Jakob! Jakob!’ riep hij, en Jakob antwoordde: ‘Ik luister.’ God zei: ‘Ik ben God, de God van je vader. Wees niet bang om verder te reizen naar Egypte, want ik zal daar een groot volk uit je doen voortkomen. Ikzelf zal met je meereizen naar Egypte, en ik zal je daar ook weer vandaan brengen. En niemand anders dan Jozef zal jou de ogen sluiten.’ Toen verliet Jakob Berseba. Zijn zonen lieten hem, hun kinderen en hun vrouwen op de wagens rijden die de farao hiervoor had meegegeven. Zo trokken Jakob en al zijn nakomelingen naar Egypte, met hun veestapel en alle andere bezittingen die ze in KanaƤn hadden verkregen; zijn zonen en kleinzonen, zijn dochters en kleindochters, al zijn nakomelingen nam Jakob mee naar Egypte. (Genesis 46:1-7 NBV)

Koud

Genesis 45:25-28. Wat doet het met jou te weten dat Jezus leeft? Laat het je koud of leef je op? Zo verlieten ze Egypte en kwamen ze weer in KanaƤn, bij hun vader Jakob. ‘Jozef leeft nog!’ zeiden ze tegen hem. ‘En hij regeert over heel Egypte!’ Maar Jakob bleef er koud onder, want hij geloofde hen niet. Toen ze hun vader echter alles overbrachten wat Jozef tegen hen had gezegd en toen hij de wagens zag die Jozef meegegeven had om hem te vervoeren, leefde hij op. ‘Zo weet ik genoeg,’ zei IsraĆ«l, ‘mijn zoon Jozef is nog in leven. Ik wil naar hem toe, ik wil hem zien voordat ik sterf.’ (Genesis 45:25-28 NBV)

Koud

Genesis 45:25-28. Wat doet het met jou te weten dat Jezus leeft? Laat het je koud of leef je op? Zo verlieten ze Egypte en kwamen ze weer in KanaƤn, bij hun vader Jakob. ‘Jozef leeft nog!’ zeiden ze tegen hem. ‘En hij regeert over heel Egypte!’ Maar Jakob bleef er koud onder, want hij geloofde hen niet. Toen ze hun vader echter alles overbrachten wat Jozef tegen hen had gezegd en toen hij de wagens zag die Jozef meegegeven had om hem te vervoeren, leefde hij op. ‘Zo weet ik genoeg,’ zei IsraĆ«l, ‘mijn zoon Jozef is nog in leven. Ik wil naar hem toe, ik wil hem zien voordat ik sterf.’ (Genesis 45:25-28 NBV)

Onderweg

Genesis 45:21-24. Wat voor geestelijk proviand heeft Jezus jou meegegeven voor onderweg in dit leven, waar gaat de reis naartoe en ben je weleens bang onderweg? Waarvoor dan? Israƫls zonen deden wat hun gezegd werd. Jozef gaf hun in opdracht van de farao wagens, en ook proviand voor onderweg. Bovendien gaf hij ieder van hen nieuwe kleren; aan Benjamin gaf hij zelfs vijf stel nieuwe kleren en ook nog driehonderd sjekel zilver. Ook voor zijn vader gaf hij iets mee: tien ezels beladen met de fijnste Egyptische producten, tien ezelinnen bepakt met graan en brood, en voedsel voor onderweg. Toen zijn broers vertrokken en hij hun uitgeleide deed, verzekerde hij hun dat ze onderweg nergens bang voor hoefden te zijn. (Genesis 45:21-24 NBV)

Onderweg

Genesis 45:21-24. Wat voor geestelijk proviand heeft Jezus jou meegegeven voor onderweg in dit leven, waar gaat de reis naartoe en ben je weleens bang onderweg? Waarvoor dan? Israƫls zonen deden wat hun gezegd werd. Jozef gaf hun in opdracht van de farao wagens, en ook proviand voor onderweg. Bovendien gaf hij ieder van hen nieuwe kleren; aan Benjamin gaf hij zelfs vijf stel nieuwe kleren en ook nog driehonderd sjekel zilver. Ook voor zijn vader gaf hij iets mee: tien ezels beladen met de fijnste Egyptische producten, tien ezelinnen bepakt met graan en brood, en voedsel voor onderweg. Toen zijn broers vertrokken en hij hun uitgeleide deed, verzekerde hij hun dat ze onderweg nergens bang voor hoefden te zijn. (Genesis 45:21-24 NBV)

Beste

Genesis 45:16-20. Waar ga jij voor in het leven: Het goede, het betere of het beste? En wat is het beste dan? Toen het nieuws dat Jozefs broers gekomen waren, doorgedrongen was tot in het koninklijk paleis, waren de farao en zijn hovelingen verheugd. De farao zei tegen Jozef: ‘Zegt u maar tegen uw broers dat ze hun lastdieren moeten bepakken en terug moeten gaan naar KanaƤn. Laat ze hun vader en hun gezinnen daar ophalen, en dan weer hierheen komen. Zegt u ze het vruchtbaarste deel van Egypte maar toe en beloof ze dat ze het beste wat het land te bieden heeft te eten zullen krijgen. Verder moet u zeggen dat ze hiervandaan wagens moeten meenemen, zodat ze kunnen terugkomen met hun vrouwen en kinderen en met hun vader. Ze hoeven er niet om te treuren dat ze hun huisraad moeten achterlaten, want het beste wat er in Egypte te vinden is, is voor hen.’ (Genesis 45:16-20 NBV)

Beste

Genesis 45:16-20. Waar ga jij voor in het leven: Het goede, het betere of het beste? En wat is het beste dan? Toen het nieuws dat Jozefs broers gekomen waren, doorgedrongen was tot in het koninklijk paleis, waren de farao en zijn hovelingen verheugd. De farao zei tegen Jozef: ‘Zegt u maar tegen uw broers dat ze hun lastdieren moeten bepakken en terug moeten gaan naar KanaƤn. Laat ze hun vader en hun gezinnen daar ophalen, en dan weer hierheen komen. Zegt u ze het vruchtbaarste deel van Egypte maar toe en beloof ze dat ze het beste wat het land te bieden heeft te eten zullen krijgen. Verder moet u zeggen dat ze hiervandaan wagens moeten meenemen, zodat ze kunnen terugkomen met hun vrouwen en kinderen en met hun vader. Ze hoeven er niet om te treuren dat ze hun huisraad moeten achterlaten, want het beste wat er in Egypte te vinden is, is voor hen.’ (Genesis 45:16-20 NBV)

Dichtbij

Genesis 45:1-15. Hoe dicht leef jij bij degene die God vooruitgestuurd heeft om ook jou te redden, Jezus? Toen kon Jozef zich niet langer goed houden tegenover allen die daar bij hem waren. ‘Laat iedereen weggaan!’ riep hij. Zo was er niemand bij toen Jozef zijn broers vertelde wie hij was. Hij barstte in tranen uit en huilde zo luid dat de Egyptenaren het hoorden en dat het ook in het paleis van de farao te horen was. Hij zei tegen zijn broers: ‘Ik ben het, Jozef! Leeft mijn vader nog?’ Zijn broers waren niet in staat antwoord te geven, ze waren verlamd van schrik. ‘Kom toch dichterbij,’ zei Jozef tegen hen, en daarop gingen ze dichter naar hem toe. ‘Ik ben Jozef,’ zei hij, ‘jullie broer, die jullie verkocht hebben en die naar Egypte is meegevoerd. Maar wees niet bang en maak jezelf geen verwijten dat jullie mij verkocht hebben en dat ik hier ben terechtgekomen, want God heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie leven te redden. De hongersnood teistert het land nu al twee jaar, en

Dichtbij

Genesis 45:1-15. Hoe dicht leef jij bij degene die God vooruitgestuurd heeft om ook jou te redden, Jezus? Toen kon Jozef zich niet langer goed houden tegenover allen die daar bij hem waren. ‘Laat iedereen weggaan!’ riep hij. Zo was er niemand bij toen Jozef zijn broers vertelde wie hij was. Hij barstte in tranen uit en huilde zo luid dat de Egyptenaren het hoorden en dat het ook in het paleis van de farao te horen was. Hij zei tegen zijn broers: ‘Ik ben het, Jozef! Leeft mijn vader nog?’ Zijn broers waren niet in staat antwoord te geven, ze waren verlamd van schrik. ‘Kom toch dichterbij,’ zei Jozef tegen hen, en daarop gingen ze dichter naar hem toe. ‘Ik ben Jozef,’ zei hij, ‘jullie broer, die jullie verkocht hebben en die naar Egypte is meegevoerd. Maar wees niet bang en maak jezelf geen verwijten dat jullie mij verkocht hebben en dat ik hier ben terechtgekomen, want God heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie leven te redden. De hongersnood teistert het land nu al twee jaar, en

Verborgen

Genesis 44:14-34. Welke zaken in jouw leven houd jij verborgen voor anderen, maar zijn voor Jezus zichtbaar en wat doe je met die wetenschap? Zo kwamen Juda en zijn broers weer in het paleis van Jozef. Hij was daar nog, en ze vielen voor hem op hun knieĆ«n. ‘Wat hebben jullie gedaan?’ verweet Jozef hun. ‘Beseften jullie niet dat een man als ik kan zien wat voor anderen verborgen is?’ Juda antwoordde: ‘Wat kunnen wij u hierop antwoorden, heer? Hoe kunnen we ons vrijpleiten? God heeft de misdaad van uw dienaren aan het licht gebracht. Wij zijn bereid uw slaaf te worden, mijn heer, niet alleen degene bij wie de beker is gevonden, maar wij allemaal.’ Maar Jozef zei: ‘Geen denken aan. Degene bij wie de beker is aangetroffen wordt mijn slaaf, maar de rest van jullie kan in vrede naar zijn vader terugreizen.’ Juda deed een stap naar voren en zei: ‘Neemt u mij niet kwalijk, heer. U bent als de farao, maar sta uw dienaar alstublieft toe iets tegen u te zeggen, zonder dat u in woede ontsteekt. U

Verborgen

Genesis 44:14-34. Welke zaken in jouw leven houd jij verborgen voor anderen, maar zijn voor Jezus zichtbaar en wat doe je met die wetenschap? Zo kwamen Juda en zijn broers weer in het paleis van Jozef. Hij was daar nog, en ze vielen voor hem op hun knieĆ«n. ‘Wat hebben jullie gedaan?’ verweet Jozef hun. ‘Beseften jullie niet dat een man als ik kan zien wat voor anderen verborgen is?’ Juda antwoordde: ‘Wat kunnen wij u hierop antwoorden, heer? Hoe kunnen we ons vrijpleiten? God heeft de misdaad van uw dienaren aan het licht gebracht. Wij zijn bereid uw slaaf te worden, mijn heer, niet alleen degene bij wie de beker is gevonden, maar wij allemaal.’ Maar Jozef zei: ‘Geen denken aan. Degene bij wie de beker is aangetroffen wordt mijn slaaf, maar de rest van jullie kan in vrede naar zijn vader terugreizen.’ Juda deed een stap naar voren en zei: ‘Neemt u mij niet kwalijk, heer. U bent als de farao, maar sta uw dienaar alstublieft toe iets tegen u te zeggen, zonder dat u in woede ontsteekt. U

Aantreffen

Genesis 44:1-13. Stel dat Jezus jouw leven op dit moment onderzoekt, wat treft Hij daar dan aan? Jozef beval zijn hofmeester: ‘Vul de zakken van die mannen met voedsel, zo veel als ze maar mee kunnen nemen, en leg ieders geld boven in zijn zak. En in de zak van de jongste moet u behalve het geld voor het graan ook mijn beker stoppen, mijn zilveren kelk.’ De man deed wat Jozef hem had opgedragen, en zodra het licht werd liet men de broers met hun ezels vertrekken. Nauwelijks hadden ze de stad achter zich gelaten of Jozef zei tegen zijn hofmeester: ‘Vlug, ga achter die mannen aan en haal ze in. Zeg tegen hen: “Waarom hebt u goed met kwaad vergolden? Uitgerekend de beker waaruit mijn heer altijd drinkt en waarmee hij kan voorspellen wat nog verborgen is! Hoe hebt u dat kunnen doen!”’ Toen de man hen had ingehaald en zei wat hem was opgedragen, vroegen ze: ‘Hoe kunt u dit nu tegen uw dienaren zeggen, heer? Wij zouden zoiets nooit doen. U weet toch dat we het geld dat we in onze voerzakken

Aantreffen

Genesis 44:1-13. Stel dat Jezus jouw leven op dit moment onderzoekt, wat treft Hij daar dan aan? Jozef beval zijn hofmeester: ‘Vul de zakken van die mannen met voedsel, zo veel als ze maar mee kunnen nemen, en leg ieders geld boven in zijn zak. En in de zak van de jongste moet u behalve het geld voor het graan ook mijn beker stoppen, mijn zilveren kelk.’ De man deed wat Jozef hem had opgedragen, en zodra het licht werd liet men de broers met hun ezels vertrekken. Nauwelijks hadden ze de stad achter zich gelaten of Jozef zei tegen zijn hofmeester: ‘Vlug, ga achter die mannen aan en haal ze in. Zeg tegen hen: “Waarom hebt u goed met kwaad vergolden? Uitgerekend de beker waaruit mijn heer altijd drinkt en waarmee hij kan voorspellen wat nog verborgen is! Hoe hebt u dat kunnen doen!”’ Toen de man hen had ingehaald en zei wat hem was opgedragen, vroegen ze: ‘Hoe kunt u dit nu tegen uw dienaren zeggen, heer? Wij zouden zoiets nooit doen. U weet toch dat we het geld dat we in onze voerzakken

Gemoed

Genesis 43:26-34. Waar schiet Jezus zijn gemoed van vol en wat doet dat met jou? Toen Jozef thuiskwam, droegen ze het geschenk naar binnen, boden het hem aan en bogen zich voor hem neer. Hij vroeg hun hoe ze het maakten en zei: ‘Is alles goed met jullie oude vader, over wie jullie me hebben verteld? Leeft hij nog?’ Ze antwoordden: ‘Jazeker, uw dienaar, onze vader, leeft nog en hij maakt het goed.’ En weer bogen ze zich diep voor hem neer. Toen zag hij zijn broer Benjamin staan, de zoon van zijn eigen moeder, en vroeg: ‘Is dat jullie jongste broer, over wie jullie me hebben verteld?’ En hij vervolgde: ‘God zij je genadig, mijn zoon.’ Toen haastte hij zich weg, want bij het zien van zijn broer schoot zijn gemoed vol, hij voelde dat hij zijn tranen niet kon bedwingen. Hij ging een kamer binnen en daar huilde hij. Daarna waste hij zijn gezicht, kwam de kamer weer uit, vermande zich en gaf opdracht de maaltijd op te dienen. Men diende apart op voor hem, voor de broers en voor de Egyptenaren

Gemoed

Genesis 43:26-34. Waar schiet Jezus zijn gemoed van vol en wat doet dat met jou? Toen Jozef thuiskwam, droegen ze het geschenk naar binnen, boden het hem aan en bogen zich voor hem neer. Hij vroeg hun hoe ze het maakten en zei: ‘Is alles goed met jullie oude vader, over wie jullie me hebben verteld? Leeft hij nog?’ Ze antwoordden: ‘Jazeker, uw dienaar, onze vader, leeft nog en hij maakt het goed.’ En weer bogen ze zich diep voor hem neer. Toen zag hij zijn broer Benjamin staan, de zoon van zijn eigen moeder, en vroeg: ‘Is dat jullie jongste broer, over wie jullie me hebben verteld?’ En hij vervolgde: ‘God zij je genadig, mijn zoon.’ Toen haastte hij zich weg, want bij het zien van zijn broer schoot zijn gemoed vol, hij voelde dat hij zijn tranen niet kon bedwingen. Hij ging een kamer binnen en daar huilde hij. Daarna waste hij zijn gezicht, kwam de kamer weer uit, vermande zich en gaf opdracht de maaltijd op te dienen. Men diende apart op voor hem, voor de broers en voor de Egyptenaren

Schat

Genesis 43:15-25. Welke schat heeft God jou gegeven en hoe ga jij daar mee om? Zo vertrokken de mannen naar Egypte, met het geschenk en een dubbele hoeveelheid geld; ook Benjamin namen ze mee. Ze dienden zich bij Jozef aan. Toen Jozef zag dat Benjamin bij hen was, zei hij tegen zijn hofmeester: ‘Breng deze mannen naar mijn huis, en laat iets slachten en klaarmaken, want vanmiddag eten ze bij mij.’ De man deed wat Jozef hem beval, hij bracht de broers naar Jozefs paleis. Dit maakte hen angstig en ze zeiden: ‘Dat ze ons hierheen brengen, komt door het geld dat de vorige keer in onze voerzakken is teruggelegd: ze willen ons overrompelen, ons van onze ezels beroven en slaven van ons maken.’ Bij de ingang spraken ze Jozefs hofmeester aan. ‘Neemt u ons niet kwalijk, heer,’ zeiden ze. ‘Wij zijn hier al eens eerder geweest om voedsel te kopen. En toen we daarna ergens overnachtten en onze voerzakken openmaakten, ontdekten we dat bij ieder van ons zijn geld boven in de zak lag, het volle bedrag

Schat

Genesis 43:15-25. Welke schat heeft God jou gegeven en hoe ga jij daar mee om? Zo vertrokken de mannen naar Egypte, met het geschenk en een dubbele hoeveelheid geld; ook Benjamin namen ze mee. Ze dienden zich bij Jozef aan. Toen Jozef zag dat Benjamin bij hen was, zei hij tegen zijn hofmeester: ‘Breng deze mannen naar mijn huis, en laat iets slachten en klaarmaken, want vanmiddag eten ze bij mij.’ De man deed wat Jozef hem beval, hij bracht de broers naar Jozefs paleis. Dit maakte hen angstig en ze zeiden: ‘Dat ze ons hierheen brengen, komt door het geld dat de vorige keer in onze voerzakken is teruggelegd: ze willen ons overrompelen, ons van onze ezels beroven en slaven van ons maken.’ Bij de ingang spraken ze Jozefs hofmeester aan. ‘Neemt u ons niet kwalijk, heer,’ zeiden ze. ‘Wij zijn hier al eens eerder geweest om voedsel te kopen. En toen we daarna ergens overnachtten en onze voerzakken openmaakten, ontdekten we dat bij ieder van ons zijn geld boven in de zak lag, het volle bedrag