Aandacht
Spreuken 6:6 / NBV
6 Ga naar de mieren, luiaard,
kijk hoe ze werken en word wijs.
Spreuken 6:9-11 / NBV
9 Hoe lang nog, luiaard, zul je blijven slapen,
wanneer kom je uit bed?
10 Nog even dan? Nog even slapen, nog een beetje rusten,
een ogenblik nog blijven liggen?
11 Armoede overvalt je als een struikrover,
gebrek slaat je neer als een bandiet.
Spreuken 10:4-5 / NBV
4 Luie handen maken arm,
ijverige handen brengen rijkdom.
5 Een zoon die in de zomer oogst, is verstandig,
slaapt hij in de oogsttijd, dan maakt hij zijn ouders te schande.
Spreuken 10:26 / NBV
26 Als azijn voor de tanden, als rook voor de ogen,
zo is een luiaard voor zijn meester.
Spreuken 12:24 / NBV
24 Een vlijtig mens verwerft gezag,
luiheid leidt tot slavernij.
Spreuken 12:27 / NBV
27 Een luie jager vangt nooit wild,
een vlijtig mens verwerft een kostbaar vermogen.
Spreuken 13:4 / NBV
4 De verlangens van een luiaard worden niet vervuld,
een vlijtig mens wordt rijkelijk gelaafd.
Spreuken 14:4 / NBV
4 Als er geen runderen zijn, kan de voederbak leeg blijven,
de kracht van ossen biedt een rijke oogst.
Spreuken 15:19 / NBV
19 Het pad van een luiaard is vol dorens,
de weg van de oprechten is geëffend.
Spreuken 16:26 / NBV
26 Een mens zwoegt omdat hij moet eten,
het is de honger die hem dwingt.
Spreuken 18:9 / NBV
9 Wie lui is in zijn werk,
werkt aan zijn eigen ondergang.
Spreuken 19:2 / NBV
2 IJver zonder kennis leidt tot niets,
wie overijld te werk gaat, maakt al snel een blunder.
Spreuken 19:15 / NBV
15 Als je lui bent, verslaap je je tijd,
als je laks bent, zul je honger lijden.
Spreuken 19:24 / NBV
24 Een luiaard laat zijn hand in de schaal rusten,
hij brengt hem zelfs niet naar zijn mond.
Spreuken 20:4 / NBV
4 Een luiaard ploegt niet in de herfst,
en vraagt zich in de zomer af waarom hij niet kan oogsten.
Spreuken 20:13 / NBV
13 Slaap niet al te graag, dan word je niet arm,
sta vroeg op, dan heb je genoeg te eten.
Spreuken 21:5 / NBV
5 De plannen van een vlijtig mens strekken hem tot voordeel,
wie overijld te werk gaat, zal gebrek lijden.
Spreuken 21:25 / NBV
25 De verlangens van een luiaard leiden tot zijn dood,
hij weigert zijn handen te gebruiken.
Spreuken 22:13 / NBV
13 Een luiaard zegt: ‘Buiten loopt een leeuw,
die zal me verscheuren.’
Spreuken 22:29 / NBV
29 Zie je iemand die bekwaam is?
Hij komt in dienst van de koning,
onaanzienlijken zal hij niet dienen.
Spreuken 24:27 / NBV
27 Doe eerst je werk op het land,
maak eerst je akker gereed,
bouw daarna pas je huis.
Spreuken 24:30-34 / NBV
30 Ik liep over het veld van een luiaard,
door de wijngaard van een dwaas.
31 Alles was overwoekerd door onkruid,
zijn hele terrein was met distels bedekt,
de muur lag in puin.
32 Ik zag het, en nam het ter harte,
ik nam het in mij op, en trok er lering uit.
33 Nog even dan? Nog even slapen, nog een beetje rusten,
een ogenblik nog blijven liggen?
34 Armoede overvalt je als een struikrover,
als een bandiet slaat gebrek je neer.
Spreuken 26:13-16 / NBV
13 Een luiaard zegt: ‘Er is een leeuw op de weg,
er sluipt een leeuw in de straten.’
14 Zoals een deur in zijn scharnieren draait,
zo draait een luiaard zich om in zijn bed.
15 Al heeft een luiaard zijn hand in de schaal,
hij vindt het te vermoeiend om hem naar zijn mond te brengen.
16 Een luiaard vindt zichzelf veel wijzer
dan zeven mensen met een afgewogen oordeel.
Spreuken 27:23-27 / NBV
23 Weet hoe het met je schapen en geiten gaat,
zorg goed voor je kudde.
24 Er is niet altijd overvloed,
en ook een kroon gaat niet altijd over op het volgende geslacht.
25 Als het eerste gras gemaaid is en het nieuwe opschiet
en je in de bergen hebt gehooid,
26 heb je jonge rammen voor je kleding,
koop je met je bokken een stuk grond,
27 en voorzien je geiten je van melk in overvloed,
voor jou, je huis en je slavinnen.
Spreuken 28:19 / NBV
19 Wie zijn grond bewerkt, heeft genoeg te eten,
wie lucht najaagt, wordt gevoed met armoede.
Spreuken 30:25 / NBV
25 de mieren–sterk zijn ze niet,
maar al in de zomer leggen ze een voorraad aan;
Reacties
Een reactie posten