Bekommeren

2Samuël 9:6-13. Wie heeft zich over jou bekommerd en hoe merk je dat?

6 Toen hij bij David kwam, liet hij zich op zijn knieën vallen en boog diep voorover. ‘Mefiboset?’ vroeg David, en hij antwoordde: ‘Ik ben uw dienaar, heer.’ 7 Daarop zei David tegen hem: ‘Wees niet bang, ik verzeker u dat ik u goed zal behandelen, dat ben ik aan uw vader Jonatan verplicht. Ik zal u het land van uw grootvader Saul teruggeven, en voortaan bent u aan mijn tafel te gast.’ 8 Opnieuw boog Mefiboset, en hij zei: ‘Wie ben ik, heer, dat u zich bekommert om een dode hond als ik?’ 9 Toen liet de koning Siba komen, de dienaar van Saul, en zei tegen hem: ‘Alles wat aan Saul en zijn familie behoorde, geef ik aan de kleinzoon van uw meester. 10 (10–12) U zult voor hem de grond bewerken, samen met uw zonen en knechten, en de opbrengst afdragen aan de kleinzoon van uw meester, zodat hij ervan leven kan. En Mefiboset, de kleinzoon van uw meester, is voortaan aan mijn tafel te gast.’ Siba antwoordde de koning: ‘Zoals u beveelt, mijn heer en koning. Het zal gebeuren.’ Zo werd Mefiboset aan het hof opgenomen en behandeld als een van de koningszonen. Hij had een zoontje, dat Micha heette. Siba, die zelf vijftien zonen en twintig knechten had, was met alle leden van zijn huishouding in dienst bij Mefiboset. 11 12 13 Mefiboset woonde in Jeruzalem en was opgenomen aan het hof. Hij had een gebrek aan beide benen.

Heer, ontferm U over ons.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Lijntje naar boven

Strijd

Omgaan met weerstand