Moet

1Samuël 29:8-11. Wie kan/mag tegen jou zeggen dat je iets 'moet' doen of laten?

8 ‘Wat heb ik dan misdaan, heer?’ riep David uit. ‘Waarom mag ik niet deelnemen aan de strijd tegen de vijanden van mijn heer en koning? Al die tijd dat ik bij u in dienst ben, hebt u toch nooit iets op me aan te merken gehad?’ 9 ‘Nee, ik weet het, ‘antwoordde Achis. ‘Ik voor mij vertrouw u alsof u door God zelf gestuurd was, maar onze bevelhebbers zijn er fel op tegen dat u met ons ten strijde trekt. 10 Morgenochtend vroeg moet u vertrekken, en de soldaten van uw heer die met u zijn meegekomen ook. Morgenochtend vroeg, zodra het licht wordt, moet u gaan.’ 11 De volgende morgen vroeg ging David met zijn mannen terug naar het land van de Filistijnen. De Filistijnen zelf trokken op naar Jizreël. 

Mijn Woord moet in je zijn, dat maakt je vrij.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Lijntje naar boven

Strijd

Omgaan met weerstand