Oneetbaar

Leviticus 10:9-23. Wat eet jij wel of niet en waarom?

9 Alles wat in het water leeft, in de zee of in de rivieren, en vinnen en schubben heeft, mag je eten. 10 Maar alle kleine en grote waterdieren zonder vinnen of schubben gelden voor jullie als oneetbaar. 11 Je mag er niet van eten; ook hun kadavers moet je als weerzinwekkend beschouwen. 12 Alle waterdieren zonder vinnen en schubben gelden voor jullie als oneetbaar. 13 De volgende vogelsoorten gelden voor jullie als oneetbaar; je mag er niet van eten en moet ze als weerzinwekkend beschouwen: de vale gier, de lammergier, de zwarte gier, 14 de rode wouw en de verschillende soorten buizerds, 15 alle soorten kraaien en raven, 16 de struisvogel, de velduil, de bosuil, alle soorten valken, 17 de steenuil, de visuil, de ransuil, 18 de katuil, de dwergooruil, de visarend, 19 de ooievaar, de verschillende soorten reigers, de hop en de vleermuis. 20 Ook gevleugelde insecten gelden voor jullie als oneetbaar. 21 Van deze dieren mag je alleen die eten die ook een stel springpoten hebben. 22 Dat zijn de verschillende soorten veldsprinkhanen, sabelsprinkhanen, krekels en dwergsprinkhanen. Die mag je wel eten. 23 Alle andere gevleugelde insecten gelden voor jullie als oneetbaar.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Lijntje naar boven

Strijd

Omgaan met weerstand