Afgewezen

Numeri 16:16-35. Hoe handelt God vandaag de dag met mensen die Hem afwijzen?

16 Tegen Korach zei Mozes: ‘Morgen moeten u en al uw aanhangers voor de HEER verschijnen – u en zij, en Aäron. 17 Iedereen moet dan een vuurbak nemen en er reukwerk in leggen, en alle tweehonderdvijftig vuurbakken moeten in de nabijheid van de HEER worden gebracht, ook die van uzelf en Aäron.' 18 Iedereen nam een vuurbak, deed er gloeiende kolen in, legde daar reukwerk op en stelde zich bij de ingang van de ontmoetingstent op, net als Mozes en Aäron. 19 Toen Korach al zijn aanhangers bij de ingang van de ontmoetingstent had verzameld en zij daar bij Mozes en Aäron stonden, verscheen de majesteit van de HEER aan het hele volk. 20 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 21 ‘Zonder je van deze menigte af, dan zal ik die in een oogwenk vernietigen.' 22 Hierop wierpen ze zich ter aarde en zeiden: ‘God, u die al wat leeft de levensadem schenkt, als één mens zondigt, laat u uw toorn dan op het hele volk neerkomen?' 23 De HEER antwoordde Mozes: 24 ‘Draag allen op om bij de tenten van Korach, Datan en Abiram weg te gaan.' 25 Gevolgd door de oudsten van Israël ging Mozes naar Datan en Abiram. 26 ‘Ga bij de tenten van die goddeloze mannen vandaan,' zei hij tegen het volk, ‘en raak niets aan dat van hen is, anders komt u om vanwege hun zonden.' 27 Iedereen ging bij de tenten van Korach, Datan en Abiram weg. Datan en Abiram kwamen naar buiten en bleven bij de ingang van hun tent staan, samen met hun vrouwen en kinderen. 28 Mozes zei: ‘Nu zult u inzien dat het de HEER is die mij gezonden heeft om alles te doen wat ik heb gedaan, en dat het niet uit mijzelf is voortgekomen. 29 Sterven deze mensen op de manier waarop iedereen sterft, treft hen hetzelfde lot als ieder ander, dan heeft de HEER mij niet gezonden. 30 Maar als de HEER iets laat gebeuren dat nog nooit gebeurd is, als de aarde haar mond openspert en hen met al hun bezittingen opslokt en zij levend in het dodenrijk afdalen, dan zult u inzien dat die mannen de HEER hebben afgewezen.' 31 Nauwelijks was hij uitgesproken of de grond onder hun voeten spleet open, 32 de aarde opende haar mond en slokte hen op, met hun families, alle mensen van Korach en alles wat ze bezaten. 33 Zo daalden zij met allen die bij hen hoorden levend in het dodenrijk af. De aarde sloot zich boven hen, en zij waren uit de gemeenschap verdwenen. 34 Alle Israëlieten die eromheen stonden vluchtten weg toen ze hen hoorden schreeuwen, uit angst dat de aarde ook hen zou opslokken. 35 Toen kwam er een felle vlam uit het heiligdom, die de tweehonderdvijftig mannen die het reukwerk geofferd hadden dodelijk trof.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Lijntje naar boven

Strijd

Omgaan met weerstand