Tuin

Genesis 2:4-17. God gaf ons de aarde als 'tuin', om die te bewerken en er over te waken. Wat doe jij met die opdracht?

Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Zo ontstonden ze, zo werden ze geschapen. In de tijd dat God, de HEER, aarde en hemel maakte, groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant opgeschoten, want God, de HEER, had het nog niet laten regenen op de aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste hij de mens die hij had gemaakt. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad. Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Verderop vertakt ze zich in vier grote stromen. Een daarvan is de Pison; die stroomt om heel Chawila heen, het land waar goud gevonden wordt. (Het goud van dat land is uitstekend, en er is daar ook balsemhars en onyx.) De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om heel NubiĆ« heen. De derde rivier heet Tigris; die loopt ten oosten van AssyriĆ«. De vierde ten slotte is de Eufraat. God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’ (Genesis 2:4-17 NBV)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Lijntje naar boven

Strijd

Omgaan met weerstand