Hij
Job 26:5-14. Hoe zou jij de macht en majesteit omschrijven?
5 De schimmen worden aan het sidderen gebracht,
de onderaardse wateren en hun bewoners.
6 Het dodenrijk ligt open voor hem:
niets in de afgrond blijft verborgen.
7 Hij strekt het noorden uit boven de woeste leegte,
en hangt de aarde op–boven het niets.
8 Hij laat de wolken zwellen van het water,
maar ze splijten niet onder hun gewicht.
9 Hij bedekt de aanblik van zijn troon
en spreidt er een wolk over uit.
10 Hij trekt een cirkel rond de wateren,
langs de verste grens van licht en duisternis.
11 De hemelzuilen schudden heen en weer
en zijn verbijsterd, zo vervaarlijk is hij.
12 Met zijn kracht doet hij de zee bedaren
en met zijn vaardigheid verdelgt hij Rahab.
13 Met zijn adem blaast hij de hemel schoon,
zijn hand doorboort de kronkelende slang.
14 En dat is nog maar het minste van zijn kunnen;
wij vangen van zijn woorden slechts gefluister op.
Wie kan de donder van zijn kracht bevatten?’
Allerhoogste!
Reacties
Een reactie posten