Redt
Psalmen 35:1-10. Met wat voor vijandschap heb je als kind van God te maken en hoe redt God?
1 Van David.
Bestrijd, HEER, wie mij bestrijden,
vecht tegen wie mij bevechten,
2 wapen u, grijp het schild,
sta op om mij te helpen!
3 Zwaai met uw speer en strijdbijl
en werp ze naar mijn achtervolgers.
Zeg tegen mij:
‘Ik ben het die je redt.’
4 Dat beschaamd en vernederd worden
wie mij naar het leven staan,
dat eerloos terugdeinzen
wie mij kwaad willen doen.
5 Laten zij verwaaien als kaf in de wind
wanneer de engel van de HEER hen opjaagt,
6 laat hun weg donker en glad zijn
wanneer de engel van de HEER hen vervolgt.
7 Zonder reden hebben ze een net gespannen,
zonder reden een kuil voor mij gegraven.
8 Laat hen ten onder gaan voor zij het weten,
verstrikt raken in hun eigen netten
en zelf de ondergang tegemoet gaan.
9 Dan zal ik juichen om de HEER,
mij verheugen over de redding die hij brengt.
10 Uit de grond van mijn hart zal ik zeggen:
‘HEER, wie is aan u gelijk?
U bevrijdt de zwakken van hun onderdrukkers,
de zwakken en de armen van hun uitbuiters.’
Hij redt!
Reacties
Een reactie posten