Wachten
Job 6:8-13.
8 Laat toch gebeuren waar ik om vraag,
laat God mijn hoop verwerkelijken.
9 Wilde hij mij maar verpletteren,
zijn hand terugtrekken, mijn levensdraad afsnijden.
10 Dat zou een troost voor mij zijn,
ik zou opspringen, ondanks de pijn die hij mij niet bespaart,
ik heb de woorden van de Heilige nooit verloochend.
11 Ik heb geen kracht meer om te wachten.
Met welk doel zou ik alles verdragen?
12 Is mijn kracht de kracht van stenen?
Is mijn lichaam hard als brons?
13 Vind ik nog ergens hulp?
Zal ik ooit weer aanzien krijgen?
In de morgen wend ik mij tot U en wacht en wacht en wacht.
Reacties
Een reactie posten