Vrijkopen
Psalmen 49:7-14. Wie heeft er dan betaald voor ons leven en wat kostte dat?
7 (49:8) Geen mens kan een ander vrijkopen,
wat God vraagt voor een leven, is niet te betalen.
8 (49:9) De prijs van het leven is te hoog,
in eeuwigheid niet op te brengen.
9 (49:10) Onmogelijk dat iemand voor altijd zou leven,
de kuil van het graf nooit zou zien.
10 (49:11) Dit zien we: wijze mensen sterven,
maar ook dommen en dwazen vergaan
en laten hun vermogen achter.
11 (49:12) Het graf is hun eeuwig thuis,
hun woning van geslacht op geslacht,
ook al stond er veel land op hun naam.
12 (49:13) Nee, een mens, hoe rijk ook,
ontkomt niet aan het duister,
hij is als een dier dat wordt afgemaakt.
13 (49:14) Dit is het lot van wie op zichzelf vertrouwen,
zo vergaat het wie zichzelf graag horen: sela
14 (49:15) als schapen verblijven zij in het dodenrijk,
en de dood is hun herder.
In de morgen vertrappen de oprechten hun graf,
hun lichaam teert weg in het dodenrijk en vindt geen rust.
Ik ben vrijgekocht door het Hoogste Goed.
Reacties
Een reactie posten