Recht
Job 9:1-13. Hoe kan een mens recht staan tegenover God?
1 Hierop antwoordde Job:
2 ‘Zeker, ik weet dat het zo is,
hoe kan een mens in zijn recht staan tegenover God?
3 Als je met hem een rechtsgeding wilt aangaan,
heb je niet één op de duizend maal een weerwoord.
4 Hoe wijs van hart, hoe sterk een mens ook is,
God kan hij nimmer straffeloos trotseren.
5 Hij verplaatst bergen, voor men het merkt;
in zijn woede stoot hij ze omver.
6 De aarde schudt hij van haar plaats,
zodat haar zuilen wankelen.
7 De zon houdt op te schijnen als hij het beveelt,
en hij sluit de sterren weg, verzegeld.
8 Hij spant het hemelgewelf, hij alleen,
en wandelt op de hoog oprijzende zee.
9 De Grote Beer heeft hij gemaakt, en Orion,
de Plejaden en de sterren van het zuiden.
10 Hij doet grote, ondoorgrondelijke dingen,
ontelbaar zijn de wonderen die hij verricht.
11 Hij gaat mij voorbij en ik zie hem niet,
hij glipt langs mij heen en ik merk het niet.
12 Als hij iets wegrukt, wie weerhoudt hem dan?
Wie zal hem zeggen: “Wat doet u?”
13 God houdt zijn woede niet in toom;
zelfs Rahabs helpers moeten voor hem buigen.
Dankzij uw Zoon.
Reacties
Een reactie posten